3.3 De Wic en Suriname

Fort El Mina
  • Portugezen kochten op de West-Afrikaanse kust slaven -> die moesten werken op de plantages in Brazilië (Portugese kolonie) -> eerst inheemse indianen geprobeerd, maar die waren niet sterk genoeg en stierven bij bosjes door de ziekten die de Europeanen overbrachten -> Afrikaanse slaven sterker.
  • Hoe komen ze aan slaven? -> Door onderlinge oorlogen Afrikaanse stammen worden krijgsgevangenen verkocht aan o.a. Portugese slavenhandelaren.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fort El Mina
  • Portugezen kochten op de West-Afrikaanse kust slaven -> die moesten werken op de plantages in Brazilië (Portugese kolonie) -> eerst inheemse indianen geprobeerd, maar die waren niet sterk genoeg en stierven bij bosjes door de ziekten die de Europeanen overbrachten -> Afrikaanse slaven sterker.
  • Hoe komen ze aan slaven? -> Door onderlinge oorlogen Afrikaanse stammen worden krijgsgevangenen verkocht aan o.a. Portugese slavenhandelaren.

Slide 1 - Tekstslide

Vervolg
  • Afrikaanse stammen waren niet constant in oorlog, dus ook geen constante toevoer van slaven -> Portugal bouwde fort El Mina om slaven 'op te slaan'.

Slide 2 - Tekstslide

Kaapvaart en Manhattan
  • West-Indië = Amerika -> West-Indische Compagnie (WIC) -> monopolie op de handel in Amerika -> net als VOC ook recht op oorlog voeren (kaperbrieven) en forten bouwen. 
  • Met kaperbrieven overvielen zij Spaanse en Portugese schepen -> Piet Hein Zilvervloot
  • 1624 Fort Nieuw Amsterdam op Manhattan, ruilde het tegen Suriname -> kolonie van de Republiek

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1
  • 1. Om de slaven in te 'bewaren'
  • 2. Om de slaven te verhandelen
  • Omdat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in oorlog was met o.a. Portugal, veroverden de WIC het fort op de Portugezen en kon de WIC de slaven verhandelen en veel geld verdienen.

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 2
  1. Naar de Portugese ontdekkingsreiziger Ferdinand Magalhaes.
  2. Een doorgang naar de Grote Oceaan en hij leidde de expeditie om de hele wereld rond te zeilen.
  3. Tijd van ontdekkers en hervormers.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 3
  1. De Afrikaanse koningen hadden onderling oorlog met elkaar en verkochten hun krijgsgevangenen aan de slavenhandelaren.
  2. Ze werden getransporteerd naar Noord- en Zuid-Amerika om op de plantages te werken.
  3. 11.000.000 slaven werden er in totaal verhandeld.

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 4
  1. Feiten. Deze feiten zijn na te lezen in scheepsjournaals (boeken die o.a. bijhielden hoeveel slaven ze meenamen). En je kunt in dagboeken e.d. lezen hoe er het aan toe ging. Ook tekeningen etc.
  2. Dat de Afrikanen zelf de Afrikanen aanboden op de slavenmarkt.
  3. Nee, maar het is wel goed de feiten te kennen en er bewust er van te zijn dat de Nederlanders hierin een grote rol hebben gespeeld. Je kunt niet trots zijn op de geschiedenis.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 5
  1. Weinig mensen uit de Republiek voelden er voor om er te wonen en te werken; er waren dus geen plantages en er waren dus ook geen slaven nodig.
  2. Harlem = Haarlem; Brooklyn = Breukelen; Wallstreet = Walstraat; Jonas Bronks Boerderij = the Bronx; Conyne Eilandt = Coney Island; Staten Eilandt = Staten Island; Lange Eylandt = Long Island; Heemstede = Hempstead; Breede Wegh = Broadway; Rotterdam en Amsterdam liggen bijvoorbeeld ook in de Verenigde Staten, net als het plaatsje Holland in Michigan. Andere Nederlandse dorpen in Amerika zijn Kinderhook, Nassau, Rensselear, Ghent, Watervliet, Barneveld en Guilderland. The Yankees = Jan Kees (scheldnaam voor de Nederlanders) Sinterklaas = Santa Claus
  3. Gevolg op lange termijn = na 400 jaar nog steeds aanwezig

Slide 8 - Tekstslide

Brazilië en slavenhandel
  • In 1630 veroverde de WIC Portugees Brazilië + (slaven)plantages -> er waren slaven nodig -> fort El Mina werd veroverd. 
  • Aruba, Bonaire en Curaçao werden doorvoerstations voor Suriname/Brazilië
  • Weinig Nederlanders wilden in de kolonies wonen -> na 20 jaar werd Brazilië opgegeven.
  • WIC bleef wel in de trans-Atlantische slavenhandel = winstgevend 

Slide 9 - Tekstslide

Driehoekshandel
  1. Vanuit de Republiek werden vuurwapens, katoenen stoffen, goud en zilver verscheept naar West-Afrika om slaven te kopen ->
  2. De slaven werden verscheept naar Noord- en Zuid-Amerika om aan plantagehouders te worden verkocht ->
  3. Op de terugweg naar de Republiek namen ze katoen, suiker, tabak en koffie mee -> ze voeren in een driehoek -> Europa - Afrika - Amerika - Europa

Slide 10 - Tekstslide

Slaven
  • Slaven waren duur = dus belangrijk om ze gezond te houden -> 20% overleefde overtocht niet = hetzelfde als de scheepsbemanning -> maakten elkaar ziek met ziektes.
  • Op slavenmarkten werden slaven gebrandmerkt = eigendomsbewijs
  • Constant nieuwe slaven nodig door wrede behandeling en inheemse en Europese ziektes.

Slide 11 - Tekstslide

Wereldeconomie
  • Met de Moedernegotie, de VOC en de WIC verbond de Republiek de economieën van Europa, Azië, Afrika en Amerika = wereldeconomie.
  • Engeland werd jaloers -> Acte van Navigatie -> alleen Engelse schepen mochten goederen van en naar Engeland vervoeren -> Twee Engelse zeeoorlogen 1652 - 1654 en 1665.
  • Tijdens tweede Engelse zeeoorlog Michiel de Ruyter voer de Thames op en vernielde de Engelse Marine. De versiering van hun vlaggeschip nam Michiel mee naar Nederland -> deze 'spiegel' hangt nog steeds in het Rijksmuseum.
  • Na deze oorlog werd Nieuw Amsterdam geruild tegen Suriname

Slide 12 - Tekstslide

Plantagekolonie Suriname
  • Grootste plantagekolonie van de Republiek
  • Suikerriet- en koffieplantages
  • Opbrengst ging naar Europa
  • Vaak vluchtten de slaven (marrons = letterlijk 'gevlucht vee') het oerwoud in -> overvielen plantages om slaven te bevrijden en om aan vrouwen te komen.
  • 1 juli 1863 werd slavernij verboden -> Keti Koti = verbroken ketting

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 6
El Mina slavenfort
Brazilië
Suriname

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 7
a) Suikkerriet om suiker van te maken.
b) De slaven, zowel mannen als vrouwen.
c) Om de tredmolen te laten draaien. Maar ook de slaven werden daarvoor gebruikt.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 8
a) Het uitvoeren van een slavendans - een 'du'.
b) De 'marrons' - de gevluchte slaven.
c) De overeenkomsten zijn te zien in de manier waarop ze zich kleden. Dit is nog steeds terug te zien in Suriname, wanneer de mensen een feest houden met mooie kleren.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 10
a) Is het geheel van economische betrekkin-gen tussen de landen van de wereld. Het is niet alleen een optelling van alle nationale econo-mieën, maar ook de onderlinge interactie. Deze wereldwijde interactie is pas echt mogelijk geworden door de technologische vernieuwingen van de Moderne Tijd.
b) Alleen Engelse schepen mochten goederen van en naar Engeland vervoeren, daardoor konden de Nederlanders geen producten meer verkopen in Engeland = verlies van winst.

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 11
1) Afrika 2) Fort El Mina 3) Spaanse 
4) Portugese 5) goud 6) zilver 7) Piet Hein 
8) West-Indische Compagnie (WIC) 9) het fort El Mina 10) Atlantische Oceaan 11) Suriname
12) suiker 13) Europa 14) Azië 15) Afrika 
16) Amerika 17) driehoekshandel 18) wereld
19) acte van Navigatie 20) Michiel de Ruyter
21) Prince Charles 22) concurrentie op de handel 23) lange 24) minder

Slide 18 - Tekstslide