Les 4 - Zoekend lezen en intensief lezen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Les 4

Zoekend lezen en intensief lezen

Doel van de les

Aan het einde van deze les weet je:

• wat zoekend lezen is en wanneer je gebruik maakt van zoekend lezen;
• wat intensief lezen is en wanneer je gebruikt maakt van intensief lezen.

Zoekend lezen

Bij zoekend lezen:

• lees je niet de hele tekst;
• wil je snel iets opzoeken in een tekst (bijvoorbeeld aanvangstijd van een wedstrijd);
• kijk je naar tussenkopjes en belangrijke woorden.

Zoekend lezen voorbeeld

Je hebt een folder van het Nibud met informatie over studiefinanciering. Je hoopt in de folder een antwoord te vinden op de vraag wat je mag bijverdienen als je studiefinanciering ontvangt.

Zoekend lezen voorbeeld

Zoekend lezen voorbeeld

Intensief lezen

• de hele tekst nauwkeurig lezen;
• woordenschat;
• valide?

Intensief lezen

Bij intensief lezen probeer je het hele plaatje van de tekst compleet te maken. 

• Hele tekst goed lezen;
• Let op signaalwoorden en signaalzinnen;
• Stel jezelf bij elk alinea de vraag of je het hebt begrepen en of je kunt navertellen waar het over ging;
• Lees verder of lees terug om alle belangrijke informatie goed te kunnen koppelen.

Werkvorm

Lees de kluis open.

• Per persoon krijg je een tekst en lees je deze intensief.
• Als iedereen de tekst gelezen heeft krijg je een opdrachtenblad.
• Geef antwoord op de 6 vragen die bij de tekst horen.
• Achter elk antwoord staat een cijfer. Noteer dat cijfer onderaan je blad.
• Als je alle 6 vragen hebt beantwoord loop je naar de 'kluis' met jouw antwoordenblad en voer je de 6 cijfers (in de volgorde zoals op jouw antwoordenblad) in op de 2 cijfersloten.
• Gaat het slot open? Dan ben jij de winnaar van wat er in de 'kluis' zit.

1. Welke tekstsoort wordt gebruikt in het artikel en hoe draagt dit bij aan het overbrengen van de boodschap?

1. Artikel
2. Betoog
3. Instructie
4. Verslag

2. Wat is het tekstdoel van dit artikel en hoe wordt dit bereikt door de schrijver?

1. Amuseren
2. Instrueren
3. Informeren
4. Overtuigen

3. Onder het kopje ‘de verleiding van afleiding’ staat het signaalwoord ‘echter’. Welke functie heeft dit signaalwoord?

1. tegenstelling of nuancering
2. oorzaak - gevolgrelatie
3. negatieve wending
4. extra argument/punt

4. Welke verbanden worden er gelegd tussen verschillende alinea's in het artikel en hoe dragen deze bij aan de coherentie van de tekst?

1. Algemene en specifieke
2. Emotionele en logische
3. Tegenstellende en voorwaardelijke
4. Chronologisch, oorzaak -gevolg en vergelijkend

5. Welk verband kan worden vastgesteld tussen de introductie en de conclusie van het artikel?

1. Oorzakelijk verband
2. Ontwikkeling
3. Herhaling
4. Contrast

6. Wat wordt bedoeld met het woord "benevelen" zoals gebruikt in de tekst? Waarom is het begrijpen van dit woord cruciaal voor het begrip van de boodschap van het artikel?

1. Beschrijving zonlicht op zichtbaarheid
2. Vermindering rijvaardigheid lawaai
3. Verwarren oordeelsvermogen
4. Beschrijving emotionele toestand

Opdrachten deze week

StartTaal:

• 3F | Lezen | Opbouwopdrachten | Zoekend lezen | opdracht 1 t/m 3
• 3F | Lezen | Opbouwopdrachten | Intensief lezen | opdracht 1 t/m 3
• 3F | Lezen | Meters maken | opdracht 1