Aan het einde van de les weet je de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden.
Aan het einde van de les kan je functies van delen van een tekst benoemen.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H5 Lezen functiewoorden
Aan het einde van de les weet je de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden.
Aan het einde van de les kan je functies van delen van een tekst benoemen.
Slide 1 - Tekstslide
Let op:
Alle onderdelen van lezen moet je kennen voor de aankomende toets.
Denk aan:
- signaalwoorden
- tekstverbanden
- tekstdoelen
- tekststructuren
Slide 2 - Tekstslide
Er volgt een korte herhaling:
Slide 3 - Tekstslide
opsomming
tegenstelling
oorzaak - gevolg
voorwaarde
doel-middel
vergelijking
concluderend
argument
mits
daarentegen
bovendien
zodat
dus
daarvoor
zoals
daarom
Slide 4 - Sleepvraag
Hij is even groot als ik. Signaalwoord en tekstverband?
A
signaalwoord: als
tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als
tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als
tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als
tekstverband: samenvattend
Slide 5 - Quizvraag
Ook wordt er geen beveiligde verbinding gebruikt tijdens het bestellen.
' Ook' is een
A
redengevend
signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord
Slide 6 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 7 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 8 - Quizvraag
Functiewoorden
Een tekst heeft een bepaalde structuur. Binnen die structuur is een tekst opgebouwd uit met elkaar samenhangende tekstdelen. Die tekstdelen hebben een bepaalde functie.
Slide 9 - Tekstslide
Het signaalwoord "daarnaast" hoort bij tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling
Slide 10 - Quizvraag
Functiewoorden
Slide 11 - Woordweb
Functiewoorden
De functie van een tekstdeel kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Aanbeveling
Aanleiding
Constatering
Probleemstelling
Uitwerking
Verklaring
Afweging
Anekdote
Definitie
Nuancering
Tegenwerping
Vraagstelling
Slide 14 - Tekstslide
Functiewoorden
Functiewoorden
Een alinea heeft een bepaalde 'taak', oftewel functie.
Slide 15 - Tekstslide
Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft goede raad in een tekstdeel en doet bijvoorbeeld een suggestie voor de oplossing van een probleem.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding
Slide 16 - Quizvraag
Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd, over een stelling of over een verschijnsel.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding
Slide 17 - Quizvraag
Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat. Hij benoemt en omschrijft dat probleem.
A
Uitwerking
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 22 - Quizvraag
Aan de slag
Maken opdracht 2
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Wat is de functie van alinea 1
A
Constatering
B
Probleemstelling
C
Verklaring
D
Voorbeeld
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Wat is de functie van alinea 8?
A
Constatering
B
Probleemstelling
C
Verklaring
D
Voorbeeld
Slide 27 - Quizvraag
Aan het einde van de les weet je de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden.
Slide 28 - Tekstslide
Welk functiewoord vind je nog moeilijk te herkennen in een tekst?