H5 Lezen functiewoorden

H5 Lezen functiewoorden
Aan het einde van de les weet je de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden. 

Aan het einde van de les kan je functies van delen van een tekst benoemen. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 Lezen functiewoorden
Aan het einde van de les weet je de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden. 

Aan het einde van de les kan je functies van delen van een tekst benoemen. 

Slide 1 - Tekstslide

Let op: 
Alle onderdelen van lezen moet je kennen voor de aankomende toets. 

Denk aan: 
- signaalwoorden
- tekstverbanden
- tekstdoelen
- tekststructuren

Slide 2 - Tekstslide

Hierna volgt een korte herhaling:

Slide 3 - Tekstslide

opsomming
tegenstelling
oorzaak - gevolg
voorwaarde
doel-middel
vergelijking
concluderend
argument
mits
daarentegen
bovendien
zodat
dus
daarvoor
zoals
daarom

Slide 4 - Sleepvraag

Hij is even groot als ik.
Signaalwoord en tekstverband?
A
signaalwoord: als tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als tekstverband: samenvattend

Slide 5 - Quizvraag

Ook wordt er geen beveiligde verbinding gebruikt tijdens het bestellen.

' Ook' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 8 - Quizvraag

Het signaalwoord "daarnaast" hoort bij tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

Functiewoorden
Een tekst heeft een bepaalde structuur. Binnen die structuur is een tekst opgebouwd uit met elkaar samenhangende tekstdelen. Die tekstdelen hebben een bepaalde functie.

Slide 10 - Tekstslide

Functiewoorden
De functie van een tekstdeel kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Functiewoorden
Functiewoorden

Een alinea heeft een bepaalde 'taak', oftewel functie.

Slide 13 - Tekstslide

Aanbeveling
Aanleiding
Constatering
Probleemstelling
Uitwerking
Verklaring
Afweging
Anekdote
Definitie
Nuancering
Tegenwerping
Vraagstelling

Slide 14 - Tekstslide


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft goede raad in een tekstdeel en doet bijvoorbeeld een suggestie voor de oplossing van een probleem.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding

Slide 15 - Quizvraag


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd, over een stelling of over een verschijnsel.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding

Slide 16 - Quizvraag


Welk functiewoord past bij deze omschrijving?
De schrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat. Hij benoemt en omschrijft dat probleem.
A
Uitwerking
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 21 - Quizvraag