24/03/2023 2B Nakijken toets Grammatica

Opdracht A
INHAALTOETS

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Opdracht A
INHAALTOETS

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht B
5 Mijn opa / was / bij mensen uit zijn omgeving /[ een erg geliefd man].
        OW           NG                      BWB                                         NG - naamwoordelijk deel
 6 Op de veiling van gisteren / werd / het meest gewilde stuk / voor zestigduizend euro /
               BWB                                      WG                  OW                                               BWB
verkocht / aan een Amerikaan.
WG                          MV
________________________________________________________________________________________________________________________________
5 Volgens leerlingen uit alle klassen / was / de directeur / [een erg populaire leraar].
                      BWB                                                 NG          OW                       NG-naamwoordelijk deel
6 Tijdens het gala van morgenavond / wordt / door de sportfederatie / aan dit topteam
                      BWB                                                  WG                BWB                                           MV
een bijzonder leuke prijs / overhandigd.
         OW                                             WG






Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT C

7 Ik ben mijn sleutels vergeten en nu moet ik nog lang wachten voordat mijn ouders thuiskomen.
C hz + hz + bz

8 Als jij drinken meeneemt en Karin voor chips zorgt, dan regel ik een leuke film.
E bz + bz + hz

9 Die belangrijke toets is vandaag, maar ik kan hem niet maken, want ik ben ziek.
D hz + hz + hz

10 Omdat ik snel angstig word in kleine ruimtes, ga ik nooit met de lift, dus in hoge flats loop ik me een ongeluk!
F bz + hz + hz
Inhaaltoets

7 Als jij de hond uitlaat en ik alle spullen bij elkaar zoek, dan zijn we op tijd klaar.
E bz + bz + hz

8 Tijn fietst de benen uit zijn lijf, want hij heeft een toets, dus mag hij niet te laat komen.
D hz + hz + hz

9 Aron is altijd erg nerveus voor presentaties, dus probeert hij ze altijd in het eerste lesuur te plannen, zodat hij ze snel achter de rug heeft.
C hz + hz + bz

10 Hoewel Sanne erg moe is, gaat ze toch naar de training, want ze krijgt vast weer een hoop energie van het sporten.
F bz + hz + hz








Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT D

11 Omdat ik op deze school het schooljaar wil afmaken, ga ik een paar weken bij mijn opa en oma logeren, terwijl mijn ouders al in ons nieuwe huis trekken.

A een lv-zin en een bwb-zin
B een mv-zin en een bwb-zin
C twee bwb-zinnen


12 Als je even rustig nadenkt, kun je je vast nog wel herinneren aan wie je die boeken hebt uitgeleend.       

A een lv-zin en een bwb-zin
B een mv-zin en een bwb-zin
C twee bwb-zinnen




Inhaaltoets

11 Nadat Floortje haar huiswerk gemaakt had, ging ze naar haar vriendin, aangezien ze samen zouden gaan sporten.
A een lv-zin en een bwb-zin
B een mv-zin en een bwb-zin
C twee bwb-zinnen

12 Wie mijn geheimen aan anderen doorvertelt, vertel ik niets meer, omdat ik hem blijkbaar niet kan vertrouwen.
A een lv-zin en een bwb-zin
B een mv-zin en een bwb-zin
C twee bwb-zinnen


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT E

13 Omdat steeds vaker leerlingen zonder reden afwezig zijn, /wil / de directeur / flinke straffen / uitdelen / aan wie geen briefje van zijn ouders kan laten zien.
De directeur = onderwerp
Wil uitdelen = wwg
flinke straffen = LV
Omdat....zijn = bwb-zin
aan....laten zien = mv-zin


14 Hoe Boaz die wedstrijd heeft kunnen winnen, /is/ mij / een raadsel, /daar hij behoorlijk geblesseerd was.
Hoe Boaz...winnen = onderwerp
is een raadsel = nwg
mij = MV
daar....was = bwb-zin

Inhaaltoets

13 Voor wie betrokken was bij de organisatie van deze kampweek/, hebben /we /een


bedankavond /georganiseerd,/ omdat we ieders inzet erg hebben gewaardeerd.
we = onderwerp
hebben georganiseerd = wwg
een bedankavond = LV
Voor.....kampweek = mv-zin
omdat....gewaardeerd = bwb-zin

14 Nu de baas op vakantie is, /schijnt /niemand /te weten /wanneer de partij stenen geleverd wordt.
niemand = onderwerp
schijnt te weten = wwg
wanneer....wordt = lv-zin
Nu....is = bwb-zin





Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over welke zinsdelen wil je graag extra uitleg en oefeningen?

Slide 6 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Voorbeeld wederkerend ww
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me).
Dit hoort bij het werkwoordelijk gezegde: vergis me

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld wederkerend ww
Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?

Je kunt jezelf vermaken, maar ook een ander.
Daarom noem je dit een toevallig wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (je).
Dit hoort bij het Lijdend voorwerp: je (WG = heb vermaakt)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil bwb en vzv

Hij wacht op zijn vriendin. ->voorzetselvoorwerp

Hij wacht op de stoep. -> bijwoordelijke bepaling



Bij een bijwoordelijke bepaling:

  • geeft het voorzetsel een precieze plaats of tijd aan
  • kun je het vaak vervangen door een ander voorzetsel



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over het
naamwoordelijk gezegde?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk | Naamwoordelijk

DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW DOET iets
- alleen maar werkwoorden 
- er kan een LV in staan 
ZIJN-zin
- een vorm van zijn (KWW)
- Het OW IS iets
- bestaat uit werkwoorden 
   én naamwoorden (ZN of BN
   --> eigenschap/kenmerk
         van het OW) 
- bevat nooit een LV

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoorden
Er zijn negen koppelwerkwoorden. 
Het zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen.  

Een koppelwerkwoord staat nooit alleen. Er hoort altijd een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord bij. (samen vormen ze het naamwoordelijk gezegde).

Naamwoordelijk gezegde:
Werkwoordelijk deel = koppelwerkwoord
Naamwoordelijk deel = bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamwoordelijk gezegde
De leerling / is boos geworden. 
ow: de leerling
ng: is [boos] geworden

Het naamwoordelijk gezegde koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
die eigenschap is het naamwoordelijk deel van het gezegde. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamwoordelijk gezegde
Voorbeelden:
De spelers bleken erg zenuwachtig. 
Marietje wordt later onderwijzeres.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OEFENEN
Oe






Learnbeat: Grammatica

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica

  • Bijvoeglijke bepaling
  • Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
  • Hoofd- en bijzinnen + voegwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Gezegde (WG of NG)
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling (bvb)
- Ondergeschikte bijwoordelijke
bepaling (obwb)

Zinsdelen
Zinsdeelstukken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijke bepaling

1. De bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Voorbeeld:

De nieuwe speler| is |in onze wijk| komen wonen.
nieuwe = bijvoeglijke bepaling bij speler (welke/wat voor speler?)
onze = bijvoeglijke bepaling bij wijk (welke/wat voor wijk?)
Bij een zelfstandig naamwoord kan meer dan één bijvoeglijke bepaling staan.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijke bepaling

Voorbeeld:
De lange, mooie jongen | kwam | niet.
lange = bijvoeglijke bepaling bij jongen
mooie = bijvoeglijke bepaling bij jongen
Een bijvoeglijke bepaling kan uit meer dan één woord bestaan.

Namen kunnen ook bijvoeglijke bepalingen zijn.
Voorbeeld:
De plaats Zandvoort ligt aan de Nederlandse kust.
Zandvoort = bijvoeglijke bepaling bij plaats
Nederlandse = bijvoeglijke bepaling bij kust




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling

2. De ondergeschikte bijwoordelijke bepaling

De bijwoordelijke bepaling als zindeelstuk (=ondergeschikte bijwoordelijke bepaling) zegt iets van een ander woord dan een zelfstandig naamwoord.

Ik vond het boek erg spannend.
erg = bijwoordelijke bepaling bij spannend (geen zelfstandig naamwoord)
In een bijvoeglijke bepaling kan een bijwoordelijke bepaling staan.

Ik vond dat een erg vervelende opmerking.
erg vervelende = bijvoeglijke bepaling bij opmerking
erg = bijwoordelijke bepaling bij vervelende







Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijke bepaling
Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
  • De obwb is GEEN zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel.
  • De obwb zegt iets over een niet-zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  • De obwb kan voor of achter een niet-zelfstandig naamwoord staan.
  • Soms zit een obwb binnen een bijvoeglijke bepaling zoals: (heel > lekkere, ontzettend > saaie etc.)


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit prachtig gerestaureerde gebouw uit de middeleeuwen trekt veel bezoekers

Benoem de bijvoeglijke bepalingen en de ondergeschikte bijwoordelijke bepalingen

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan wie van hen heeft hij het best betaalde baantje / gegeven?

Benoem de bijvoeglijke bepalingen en de ondergeschikte bijwoordelijke bepalingen

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de bijna afgelopen finale / zal / de hoofdscheidsrechter / in de fraai versierde sportkantine / de zware, zilveren wisselbeker / uitreiken / aan de winnaar.
Benoem de bijvoeglijke bepalingen en de ondergeschikte bijwoordelijke bepalingen

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoofd- en bijzinnen


Hoofdzin: 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
  3. De persoonsvorm staat in de hoofdzin vooraan (op de 1e of 2e plaats).
Bij samengestelde zinnen kun je onderscheid maken in hoofd- en bijzinnen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
nevenschikking en onderschikking

Als twee zinnen van hetzelfde niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit nevenschikkig.

Als twee zinnen van een ander niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit onderschikking.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica

  • Zinsdeelzinnen 
  • Soorten werkwoorden in samengestelde zinnen

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Een bijzin is altijd een zinsdeel van de hoofdzin. En omdat dit een zin is, noemen we dit een zinsdeelzin.

We kennen de volgende zinsdeelzinnen: ow-zin, lv-zin, nw.deel-zin, mv-zin, vv-zin en bwb-zin.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daardoor kunnen elektrische auto's geen caravan trekken

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

1. Zoek de bijzin.
2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).
3. Ontleed de hoofdzin.
4. Het zinsdeel van het woord is ook de zinsdeelzin.


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Ik blijf vandaag binnen, omdat het zo hard regent.

Daarom blijf ik vandaag binnen.

bwb-zin = omdat het zo hard regent





Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Wie het boeket vangt, mag als volgende trouwen!

Zij mag als volgende trouwen!

ow-zin = Wie het boeket vangt





Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan bijzin benoemen
1. Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin?
2. Vervang de bijzin door een woord
3. Ontleed de hoofdzin met het woord en benoem dan de bijzin

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht - Learnbeat

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies