1HVc - grammatica zinsdelen les 2

Nederlands - 1HVc
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands - 1HVc

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Lezen 
- Grammatica zinsdelen - deel 2
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen
Geen boek mee? Kom even naar me toe.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
Persoonsvorm en zinsdelen.

Pak je laptop en doe mee met LessonUp! 

Slide 4 - Tekstslide

Theorie
Persoonsvorm en zinsdelen

Slide 5 - Tekstslide


Bij het ontleden van zinnen is het heel fijn als je weet wat de persoonsvorm is.


In het Nederlands begin je altijd met het zoeken naar de persoonsvorm als je een zin wil ontleden, anders lukt het niet :) 


Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)

In elke zin staan werkwoorden.

Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm is een werkwoord die zich

aanpast aan het onderwerp.

Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.



Ik loop

Jij loopt

Wij lopen

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm geeft aan of een zin in de tegenwoordige

of verleden tijd staat.



Ik loop - ik liep

Jij bakt - jij bakte

Wij zien - wij zagen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de peresoonsvorm?
De kip loopt naar het hok.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
De bakker bakt lekkere broodjes.

Slide 11 - Open vraag

1. Tijdproef

Zet de zin in een andere tijd.

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 12 - Tekstslide

2. Vraagproef

Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.

Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 13 - Tekstslide

3. Getalproef

Zet de zin in het meervoud, of juist enkelvoud (het kind speelt / de kinderen spelen)


Het werkwoord dat meeverandert, is de persoonsvorm.

Slide 14 - Tekstslide

Ontleden


Morgen en overmorgen gaat het de hele dag regenen.


STAP 1: zet de zin in een andere tijd

Slide 15 - Tekstslide

Ontleden


Morgen en overmorgen ging het de hele dag regenen.


STAP 2: zinsdeelstrepen zetten

- altijd voor en achter de persoonsvorm een streep

- alles wat al voor de pv staat is een zinsdeel

Slide 16 - Tekstslide

Ontleden


Morgen en overmorgen gaat het de hele dag regenen

Morgen en overmorgen | gaat | het | de hele dag| regenen


TIP: Zinsdelen kun je in zijn geheel verplaatsen. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm:
Zij heeft kauwgom in haar haar.

Slide 18 - Open vraag

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm:
Waarom heb je dat verteld?

Slide 20 - Open vraag

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Waarom heb | je | dat | verteld?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Leg uit waarom de zinsdelen in beide zinnen goed verdeeld zijn:


Jan | slaat | de man met de boodschappentas.


Jan | slaat | de man | met de boodschappentas.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 2 en 3 van Grammatica Zinsdelen (bladzijde 29).

Slide 23 - Tekstslide