Je leest je voorbereiding voor je stage nog een keer door.
Deel A + B.
Verbeter het volgende:
- Begint elke zin met een hoofdletter en eindigt hij op een leesteken?
- Heb je hen/hun of jou/jouw of me/mijn goed gebruikt?
- Zijn je zinnen niet te lang? Ongeveer 10 woorden per zin.