Chapitre 1, grammaire H (oefening)

Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Slide 1 - Tekstslide

chapitre 1, grammaire H
leerdoelen:
je kent het persoonlijke voornaamwoord.
je kent het werkwoord Avoir (Hebben) en je kunt het gebruiken.


Slide 2 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Grammaire H:
persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud
ik  --->  je
jij --->  tu
hij ---> il
zij ---> elle
men, we (spreektaal) ---> on
Meervoud
wij --> nous
u, jullie --> vous
zij (mannelijk meervoud) --> ils
zij (vrouwelijk meervoud) --> elles




Slide 5 - Tekstslide

Grammaire H:
praktische tip?
Wanneer je in de zin niet een persoonlijk voornaamwoord ziet staan, is het soms lastig om te weten welke vorm je invult..
Daarom: een tip!


Slide 6 - Tekstslide

Tip 1
Bij 1 naam (Stefanie of Peter bijvoorbeeld): = il/elle/on-vorm
Stefanie habite à paris => elle habite à Paris
Peter habite à Bruxelle => il habite à Bruxelles



Slide 7 - Tekstslide

Tip 2
Bij le/la/l': = il/elle/on-vorm 
La mère s'appelle Marie => elle s'appelle Marie
Le père s'appelle Adam => il s'appelle Adam

Paul et moi allons à la maison (spreektaal) => On va à la maison

Bij 2 namen: = ils/elles-vorm
Bij les/des: = ils/elles-vorm

Slide 8 - Tekstslide

Tip 3
Bij 2 namen: = ils/elles-vorm
Stefanie et Peter habitent à Paris => Ils habitent à Paris

Stefanie et Céline habitent à Londres => elles habitent à Londres

Peter et Jean habitent à Quimper => ils habitent à Quimper

Bij les/des: = ils/elles-vorm

Slide 9 - Tekstslide

Grammaire H:
het werkwoord avoir
Het rijtje hieronder Neem je over in je aantekeningenschrift. Je moet dit werkwoord toe kunnen passen.
Avoir = Hebben
j'ai               = ik heb
tu as            = jij hebt
il/elle/on a    = hij/zij/men heeft/we hebben
nous avons    = wij hebben
vous avez      = u hebt/jullie hebben
ils/elles ont   = zij hebben (meervoud)

Slide 10 - Tekstslide


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Vous _______ une grande maison?

Slide 11 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Slide 12 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Nous_____ deux salles de bains.

Slide 13 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Slide 14 - Open vraag

Door welke persoonlijk voornaamwoord kan je "Eva" vervangen?
Eva mange une glace
A
elle
B
il
C
on
D
nous

Slide 15 - Quizvraag

Door welke persoonlijk voornaamwoord kan je "Peter et Simon" in de zin:

Peter et Simon aime le chocolat
A
elles
B
ils
C
tu
D
ont

Slide 16 - Quizvraag

Door welke persoonlijk voornaamwoord kan je "la maison" in de zin:

La maison est grande
A
nous
B
je
C
on
D
elle

Slide 17 - Quizvraag

Door welke persoonlijk voornaamwoord kan je "les chiens" in de zin:
Les chiens sont beaux
A
il
B
on
C
ils
D
vous

Slide 18 - Quizvraag

Ik snap dit
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll