Spelling

Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
A
JA
B
NEE
1 / 41
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

Onderdelen in deze les

Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
A
JA
B
NEE

Slide 1 - Quizvraag

Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt.
A
JA
B
NEE

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere zin), gebruik je een komma.
A
JA
B
NEE

Slide 3 - Quizvraag

Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen.
A
JA
B
NEE

Slide 4 - Quizvraag

Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord.
A
JA
B
NEE

Slide 5 - Quizvraag

Verbindingswoorden worden ook wel signaalwoorden genoemd.
A
JA
B
NEE

Slide 6 - Quizvraag

Signaalwoorden of verbindingswoorden zijn maar, nadat, omdat, terwijl, want.
A
JA
B
NEE

Slide 7 - Quizvraag

Je gebruikt een komma voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is.
A
JA
B
NEE

Slide 8 - Quizvraag

Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE

Slide 9 - Quizvraag

Je gebruikt een punt als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE

Slide 10 - Quizvraag

Je verbindt de zinnen met een dubbele punt als twee zelfstandig zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
A
JA
B
NEE

Slide 11 - Quizvraag

Bij zinnen met een bevel erin gebruik je de gebiedende wijs (gw). In zulke zinnen staat geen onderwerp.
A
JA
B
NEE

Slide 12 - Quizvraag

Bij zinnen met een bevel erin gebruik je de gebiedende wijs (gw). In zulke zinnen staat een onderwerp.
A
JA
B
NEE

Slide 13 - Quizvraag

De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm tt, ook wanneer je je richt tot meerdere personen.
A
JA
B
NEE

Slide 14 - Quizvraag

De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm tt, behalve wanneer je je richt tot meerdere personen.
A
JA
B
NEE

Slide 15 - Quizvraag

Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden.
A
JA
B
NEE

Slide 16 - Quizvraag

Een samenstelling van Engelse woorden schrijf in het Nederlands als één woord.
A
JA
B
NEE

Slide 17 - Quizvraag

latenightshow
A
FOUT
B
GOED

Slide 18 - Quizvraag

Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken:
time-out
A
JA
B
NEE

Slide 19 - Quizvraag

Als de combinatie van een Engels woord wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los:
low budget
A
JA
B
NEE

Slide 20 - Quizvraag

accent aigu
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 21 - Quizvraag

accent grave
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 22 - Quizvraag

accent circonflexe
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 23 - Quizvraag

Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens:
controle, diner
A
JA
B
NEE

Slide 24 - Quizvraag

In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu).
A
JA
B
NEE

Slide 25 - Quizvraag

de ik-vorm van speechen
A

Slide 26 - Quizvraag

de ik-vorm van rugbyen
A

Slide 27 - Quizvraag

de ik-vorm van baseballen
A

Slide 28 - Quizvraag

In de tegenwoordige tijd gebruik je wel/niet 't ex-fokschaap.
A
JA
B
NEE

Slide 29 - Quizvraag

Bij het voltooid deelwoord gebruik je wel/niet 't ex-fokschaap.
A
WEL
B
NIET

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

de ik-vorm van speechen
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

pvtt
stam of
stam + t
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de 
uitspraak
pvvt
stam + te(n)
         of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
od
hele werkw + d
infinitief
vindt 
dode 

Slide 33 - Sleepvraag

pvtt
stam of
stam + t 
pvvt stam + te(n) of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven houd rekening met de uitspraak
onvoltooid
deelwoord
hele werkw + d
infinitief
aanrichten 

Slide 34 - Sleepvraag

pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
         of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
schreeuwend

Slide 35 - Sleepvraag

pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
         of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
vluchtte 

Slide 36 - Sleepvraag

pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
         of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
ingestorte 

Slide 37 - Sleepvraag

pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
         of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
volt. deelw.
onv.
deelw
geschrokken 

Slide 38 - Sleepvraag

pvtt
stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
         of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
onvoltooid
deelwoord
hele ww + d
infinitief
Tekst
gedoofd

Slide 39 - Sleepvraag

pvtt stam of
stam + t
pvvt
stam + te(n)
         of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de uitspraak
onvoltooid
deelwoord
hele ww + d
aanvaard

Slide 40 - Sleepvraag

Slide 41 - Sleepvraag