In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
2C - Economie
Herhaling H1
Pak ook je rekenmachine
Naar LessonUp.app!!
Slide 1 - Tekstslide
timer
10:00
Stil lezen
Slide 2 - Tekstslide
Nick krijgt iedere vrijdag € 2 zakgeld van zijn moeder. Wat voor soort inkomen is zakgeld ?
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegenprestatie
C
Inkomen in natura
D
Gratis geld
Slide 3 - Quizvraag
Piet werkt vijf dagen per week als schoonmaker. Dit is een vorm van inkomen....
A
met tegenprestatie
B
zonder tegenprestatie
Slide 4 - Quizvraag
Je kunt je ontvangsten per maand omrekenen naar een weekbedrag. Hoe doe je dat?
A
eerst :12, daarna x52
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst :52, daarna x12
D
eerst x52, daarna :12
Slide 5 - Quizvraag
Mijn zakgeld is € 6,- per week. Hoeveel krijg ik per maand? Schrijf de berekening op.
Slide 6 - Open vraag
Je kunt een bedrag dat je elke week ontvangt, omrekenen naar een maandbedrag. Hoe doe je dat?
A
eerst x52, daarna :12
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst x4, daarna :52
D
eerst : 52, daarna x12
Slide 7 - Quizvraag
Bekijk de tabel. Zoek in de tabel het getal 5. Geef aan wat dit getal voorstelt. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
het aantal dozen/kisten
B
het aantal gewerkte uren
C
het aantal medewerkers
Slide 8 - Quizvraag
Bekijk de tabel. Zoek de bedragen € 2,25, € 4,50, € 6,75, € 9,00, € 11,25 en € 13,50. Hoe noem je deze getallen
A
Rij
B
Kolom
C
Legenda
D
Toelichting
Slide 9 - Quizvraag
"Iemand in dienst van een bedrijf of instelling" noem je een
A
werknemer
B
werkgever
Slide 10 - Quizvraag
Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen reden voor een hoger loon
A
Korter werken
B
Gevaarlijk werk doen
C
Werk doen waar een hoge opleiding voor nodig is
D
Uitzonderlijk werk doen
Slide 12 - Quizvraag
Rawah heeft krantjes rond gebracht door de regen. Gelukkig had ze een regenpak aan die ze had gekregen van het krantenbedrijf. Welk soort inkomen is een regenpak?
A
Overdrachtsinkomen
B
Inkomen uit arbeid
C
Inkomen uit bezit
D
Inkomen in natura
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is er een minimumloon ingesteld?
A
Om bedrijven te beschermen.
B
Om arbeiders te beschermen.
Slide 14 - Quizvraag
Jeroen krijgt zijn zakgeld per maand en Peter per week. Waarom kunnen deze jongens hun zakgeld niet vergelijken?
Slide 15 - Open vraag
Wat is: Salaris?
A
Geld dat de werkgever betaalt aan de overheid
B
Geld dat de werknemer betaalt aan de werkgever
C
Geld dat je ontvangt in ruil voor werk
D
Geld dat je betaalt voor je arbeidsovereenkomst
Slide 16 - Quizvraag
Hoeveel maanden heeft een kwartaal
A
3
B
4
Slide 17 - Quizvraag
Er zitten precies 4 weken in een maand.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Geld dat je van je ouders aan de kapper moet besteden, is niet-vrij besteedbaar.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Bekijk de tabel. De kleine lettertjes onder een tabel noem je ...
A
De titel
B
De rij
C
De toelichting
D
De kolom
Slide 20 - Quizvraag
Sanne gaat met haar broer naar de film. Haar broer betaalt de kaartjes. Zij trakteert op popcorn. Wat zijn haar inkomsten in natura?
A
De bioscoopkaartjes
B
De popcorn
C
De bioscoopkaartjes en de popcorn
D
Er zijn geen inkomsten in natura
Slide 21 - Quizvraag
IJe werkt bij de ijssalon als 16 jarige. Het minimumloon is € 3,76 per uur, je krijgt een loon van € 3,98. Mag dit?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quizvraag
Senna wil een brommer kopen. Deze kost € 2500,-. Hij spaart elke maand € 125,-. Hoeveel maanden moet hij sparen?