In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhalingsvragen hoofdstuk 1
Slide 1 - Tekstslide
Nick krijgt iedere vrijdag € 2 zakgeld van zijn moeder. Wat voor soort inkomen is zakgeld ?
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegenprestatie
C
Inkomen in natura
D
Gratis geld
Slide 2 - Quizvraag
Piet werkt vijf dagen per week als schoonmaker. Dit is een vorm van inkomen....
A
met tegenprestatie
B
zonder tegenprestatie
Slide 3 - Quizvraag
Je kunt je ontvangsten per maand omrekenen naar een weekbedrag. Hoe doe je dat?
A
eerst :12, daarna x52
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst :52, daarna x12
D
eerst x52, daarna :12
Slide 4 - Quizvraag
Mijn zakgeld is € 6,- per week. Hoeveel krijg ik per maand?
Slide 5 - Open vraag
Je kunt een bedrag dat je elke week ontvangt, omrekenen naar een maandbedrag. Hoe doe je dat?
A
eerst x52, daarna :12
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst x4, daarna :52
D
eerst : 52, daarna x12
Slide 6 - Quizvraag
Bekijk de tabel. Zoek in de tabel het getal 5. Geef aan wat dit getal voorstelt. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
het aantal dozen/kisten
B
het aantal gewerkte uren
C
het aantal medewerkers
Slide 7 - Quizvraag
Bekijk de tabel. Zoek de bedragen € 2,25, € 4,50, € 6,75, € 9,00, € 11,25 en € 13,50. Hoe noem je deze getallen
A
Rij
B
Kolom
C
Legenda
D
Toelichting
Slide 8 - Quizvraag
"Iemand in dienst van een bedrijf of instelling" noem je een
A
werknemer
B
werkgever
Slide 9 - Quizvraag
Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen reden voor een hoger loon
A
Korter werken
B
Gevaarlijk werk doen
C
Werk doen waar een hoge opleiding voor nodig is
D
Uitzonderlijk werk doen
Slide 11 - Quizvraag
Rawah heeft krantjes rond gebracht door de regen. Gelukkig had ze een regenpak aan die ze had gekregen van het krantenbedrijf. Welk soort inkomen is een regenpak?
A
Overdrachtsinkomen
B
Inkomen uit arbeid
C
Inkomen uit bezit
D
Inkomen in natura
Slide 12 - Quizvraag
Waarom is er een minimumloon ingesteld?
A
Om bedrijven te beschermen.
B
Om arbeiders te beschermen.
Slide 13 - Quizvraag
Welk spaarmotief gebruik je als je spaart voor een televisie?
A
sparen voor de rente
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor een doel
D
sparen voor een ander
Slide 14 - Quizvraag
Henk spaart geld voor als zijn mobiel kapot gaat. Wat is zijn reden om te sparen?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor de rente
D
Sparen als rekenmiddel
Slide 15 - Quizvraag
Jeroen krijgt zijn zakgeld per maand en Peter per week. Waarom kunnen deze jongens hun zakgeld niet vergelijken?
Slide 16 - Open vraag
Wat is: Salaris?
A
Geld dat de werkgever betaalt aan de overheid
B
Geld dat de werknemer betaalt aan de werkgever
C
Geld dat je ontvangt in ruil voor werk
D
Geld dat je betaalt voor je arbeidsovereenkomst
Slide 17 - Quizvraag
De bank heeft ook een spaarrekening die 4% rente geeft. Hoeveel rente krijgt een spaarder als er gedurende een jaar € 5.600 op zo’n rekening staat?
Slide 18 - Open vraag
Hoeveel maanden heeft een kwartaal
A
3
B
4
Slide 19 - Quizvraag
Huur is een voorbeeld van ...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
inkomen uit overdrachten
Slide 20 - Quizvraag
Sanne gaat met haar broer naar de film. Haar broer betaalt de kaartjes. Zij trakteert op popcorn. Wat zijn haar inkomsten in natura?
A
De bioscoopkaartjes
B
De popcorn
C
De bioscoopkaartjes en de popcorn
D
Er zijn geen inkomsten in natura
Slide 21 - Quizvraag
Je krijgt rente. Rente ...
A
Komt erbij
B
Gaat eraf
Slide 22 - Quizvraag
IJe werkt bij de ijssalon als 16 jarige. Het minimumloon is € 3,76 per uur, je krijgt een loon van € 3,98. Mag dit?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quizvraag
Senna wil een brommer kopen. Deze kost € 2500,-. Hij spaart elke maand € 125,-. Hoeveel maanden moet hij sparen?