Grammatica herhalen 2bk2

Grammatica herhalen 2bk2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica herhalen 2bk2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 minuten lezen.
  • Grammatica herhalen van blok 1 en 2.
  • Bij tijd over kijken we het journaal.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les ken je alle onderdelen van grammatica van blok 1 en 2.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica herhalen
We maken een quiz. Je schrijft de antwoorden op in je schrift. Dit is een goede voorbereiding op jouw toets.

Dus pak je schrift!

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1
De tijdproef voer je uit om de persoonsvorm in de zin te vinden. Wat is de tijdproef?

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 2
Doe de tijdproef met de onderstaande zin. Onderstreep de persoonsvorm:
'Simon is aan het hardlopen.'

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 3
Geef nu zelf een voorbeeld van de tijdproef. Onderstreep de persoonsvorm.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 4
Welk van de gemarkeerde woorden is het hele werkwoord?

A. Mevrouw Leerssen geeft les.
B. Mevrouw van den Berghe houdt van zwemmen.
C. Mevrouw Dorgelo vindt huiswerk maken stom.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 5
Welk van de gemarkeerde woorden is het voltooid deelwoord?

A. Haar nagels zijn gelakt.
B. Zij houdt wel van een quiz.
C. Hij is geen fan van wiskunde.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 6
Schrijf een voorbeeld op van een voltooid deelwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 7
Schrijf een voorbeeld op van het hele werkwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 8
Wat is de pv in de volgende zin: 'Mijn opa zal vanmiddag een appeltaart bakken.'

A. Bakken
B. Zal
C. Vanmiddag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 9
Wat is het wwg in de volgende zin: 'Mijn opa zal vanavond gaan tennissen.'

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 10
Wat is een basisdeel van een zin?

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 11
Welke twee basisdelen zijn er in een zin?

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 12
Maak een zin met de volgende zinsdelen:
- Wie/wat het doet
- Wat er gebeurt
- Hoe lang het gebeurt

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 13
Welk van de zinnen bevat een splitsbaar werkwoord?
A. Zij vouwt haar broek op.
B. Mark fietst de hele dag.
C. Zij vindt lezen stom.

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 14
Welke drie lidwoorden zijn er? Schrijf ze op.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 15
Noem een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 16
Zoek het zelfstandig naamwoord.

A. Spelen
B. Het
C. Mens

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 17
Maak een verkleinwoord van het woord 'kameel'. 

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 18
Zet het woord 'blok' in meervoudsvorm.

Slide 23 - Tekstslide

Klassikaal antwoorden bespreken

Slide 24 - Tekstslide