Grammatica Blok 4 1KT

Grammatica - Blok 4
Aan het einde van deze les 
- kun je het bouwplan van een zin maken;
-kun je een zin in zinsdelen verdelen.

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica - Blok 4
Aan het einde van deze les 
- kun je het bouwplan van een zin maken;
-kun je een zin in zinsdelen verdelen.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling: wat is de tijdproef?
Leg dit uit.


Slide 2 - Open vraag

Theorie herhaling (persoonsvorm --> tijdproef)
= Op deze manier vind je de persoonsvorm

= Een werkwoord van tijd veranderen.


  1. Mijn vrienden hebben mij thuis opgehaald.
  2. Mijn vrienden hadden mij thuis opgehaald.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg)
van onderstaande zin?

De tamme grasparkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen.

Slide 4 - Open vraag

Theorie herhaling (werkwoordelijk gezegde (WWG))
= Alle werkwoorden samen

! Bestaat uit de persoonsvorm + (soms) het voltooid deelwoord + (soms) het hele werkwoord
! Moet altijd goed klinken

Voorbeeld: Niemand heeft zich kunnen concentreren.
wwg = heeft kunnen concentreren

Slide 5 - Tekstslide

'De postbode brengt.'
Maak de zin langer.
Geef (dus) meer informatie.

Slide 6 - Open vraag

Theorie (zinnen bouwen (zinsdelen))
Een zin bestaat uit meerdere stukken. Die stukken noem je zinsdelen. Je kunt zinsdelen van plaats veranderen:


Slide 7 - Tekstslide

Je hebt nu een stukje herhaling en uitleg gekregen. Wat is niet waar?
A
Een zin heeft altijd meerdere zinsdelen
B
Zinsdelen kunnen van plek veranderen
C
In een zin staat altijd een werkwoordelijk gezegde
D
Het WWG vind je met de tijdproef.

Slide 8 - Quizvraag

Aan de slag!
Blok 4 Grammatica
Opdr. 4.3 en 4.4 (weektaak t/m 4.5)

4.5 leg ik morgen uit!

Slide 9 - Tekstslide

Blok 4 Grammatica
Aan het einde van deze les kan je het onderwerp in een zin benoemen.

Slide 10 - Tekstslide

Maak een zin met het woord 'loopt'.
Voeg er een 'wie' aan toe.

Slide 11 - Open vraag

Theorie (onderwerp)
Een zinsdeel ken je al:
het werkwoordelijk gezegde (= wat gebeurt er?)
Een ander zinsdeel is het onderwerp (= wie/wat doet het?)

Slide 12 - Tekstslide

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Onze klas heeft een talentenjacht georganiseerd.
A
Wie heeft georganiseerd?
B
Wat heeft georganiseerd?

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Onze klas heeft een talentenjacht georganiseerd.
Wie heeft georganiseerd?

Slide 14 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
A
Wie treden op?
B
Wat treden op?

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
Wie treden op?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De docenten vergaderen over de rapporten.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

In de tuin zijn hoveniers aan het werk.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De dokter roept de patiënt.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De gids geeft de toerist informatie.

Slide 20 - Open vraag

Blok 4 grammatica
Na deze les kan je de getalproef gebruiken om het onderwerp te vinden in een zin. 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

De hond en de kat eten lekkere brokjes.

Slide 22 - Open vraag

De hond en de kat (eten) lekkere brokjes.

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 23 - Quizvraag

De hond en de kat (eten) lekkere brokjes.

Typ de zin over. Zet de persoonsvorm nu in enkelvoud.
Je mag de zin een beetje veranderen.

Slide 24 - Open vraag

Theorie (getalproef)
= een manier om het onderwerp te vinden.
Hoe doe je dit?
  1. Je zoekt de persoonsvorm.
  2. Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud of andersom.
  3. Het onderwerp verandert mee!

Slide 25 - Tekstslide

De juf heeft ontzettend lekkere snoepjes meegenomen.

Doe de getalproef. Je mag de zin een beetje veranderen.

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag!
Blok 4 Grammatica
Opdr. 4.3 t/m 4.5

Huiswerk voor maandag!

Slide 27 - Tekstslide