Kapitel 6: stam d/t

Kapitel 6 Grammatik
regelmatige werkwoorden
-d/-t
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 6 Grammatik
regelmatige werkwoorden
-d/-t

Slide 1 - Tekstslide

Doel:


Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen

en ik ken de uitzonderingen op deze regel bij de stam eindigend op d/t

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
de stam

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?
A
hele werkwoord
B
hele werkwoord -en
C
ik-vorm

Slide 4 - Quizvraag

regelmatige werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: wohnen
werkwoord: wohnen, stam: wohn       
ich wohn e
du wohn st
er/sie/es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie/Sie wohn en
                                                                                              


Slide 6 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d
werkwoord: arbeiten, stam:arbeit
ich arbeit e
du arbeit est
er/sie/es arbeit et
wir arbeit en
ihr arbeit et
sie arbeit en
Sie arbeit en


Slide 7 - Tekstslide

voltooid deelwoord
arbeiten
ge arbeit et

Slide 8 - Tekstslide

oefenen
Welke vorm is juist?

Slide 9 - Tekstslide

reden

ich ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 10 - Quizvraag

mieten

ihr
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten

Slide 11 - Quizvraag

reiten
er
A
reite
B
reitest
C
reitet
D
reiten

Slide 12 - Quizvraag

antworten

sie (mv)
A
antworte
B
antwortest
C
antwortet
D
antworten

Slide 13 - Quizvraag

finden

du
A
finde
B
findest
C
findet
D
finden

Slide 14 - Quizvraag

en nu in een zin

Slide 15 - Tekstslide

Warum (warten) ............. du nicht auf mich?

Slide 16 - Open vraag

Meine Freundin (reden) viel zu viel...

Slide 17 - Open vraag