Coach in je broekzak + schrijfvaardigheid

Examentekst 1 - 3F
Een coach in je broekzak
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Examentekst 1 - 3F
Een coach in je broekzak

Slide 1 - Tekstslide

Op welke manier leidt de auteur
de tekst in?
A
Hij beschrijft een ontwikkeling.
B
Hij brengt een vraagstuk in.
C
Hij schetst de oorzaak van een probleem.

Slide 2 - Quizvraag

In alinea 1 vertelt de auteur dat e-coaches mensen kunnen helpen bij gedragsverandering.

Wat doet de auteur in alinea 2?
A
Hij licht toe hoe e-coaches zijn ontwikkeld.
B
Hij noemt mogelijkheden voor het gebruik van e-coaches.
C
Hij noemt nadelen van het gebruik van e-coaches.

Slide 3 - Quizvraag

In alinea 4 staat: "Maar ik denk ... onze doelen te houden."
Welk argument gebruikt de auteur om deze uitspraak te ondersteunen?

Het argument dat computers...
A
...de juiste gegevens kunnen leveren.
B
...net zoveel invloed hebben als mensen.
C
...sneller je gedrag kunnen beïnvloeden.

Slide 4 - Quizvraag

In de tekst wordt gesproken over centrale (directe) route en de indirecte route. Wat is het verschil?

Gedragsverandering via de indirecte route...
A
...heeft met emoties te maken, via de indirecte route niet.
B
...is niet mogelijk door computers, via de directe route wel.
C
...speelt tussen mensen onderling, via de directe route niet.
D
...zal in de toekomst belangrijker worden, via de directe route niet.

Slide 5 - Quizvraag

In alinea 5 staat: "Robots in nood wekken medelijden op."

Bij welke zin uit alinea 5 is dit een voorbeeld?
A
"Overtuigen via de indirecte route lijkt voor computers minder makkelijk."
B
"Echter, computers kunnen sterk sociale reacties oproepen bij mensen."
C
"Kinderen vinden het zielig om relatief simpele robots in een kast op te sluiten."

Slide 6 - Quizvraag

In alinea 6 staat: "Advies aannemen ... virtueel computermannetje."

Wat presenteert de auteur hier?
A
Een argument.
B
Een conclusie.
C
Een feit.

Slide 7 - Quizvraag

In alinea 6 beschrijft de auteur zijn eigen onderzoek. Wat was de conclusie van dit onderzoek?

Ondanks dat deelnemers evenveel vertrouwen hadden in
e-coaching als in menselijke ondersteuning,...
A
...had e-coaching minder resultaat.
B
...had e-coaching betere resultaten.
C
...verwachtten de deelnemers minder van e-coaching.
D
...verwachtten de deelnemers meer van e-coaching.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin vat alinea 7 het best samen?
A
Een goede manier om gedrag van mensen te beïnvloeden is het inzetten van computers in onderhandelingsspellen.
B
Het is wellicht wenselijk om computers meer menselijke eigenschappen te geven, maar we moeten ook juist de voordelen ten opzichte van menselijke coaching benutten.
C
We reageren niet altijd oprecht op informatie van computers in tegenstelling tot gegevens die we van mensen ontvangen.

Slide 9 - Quizvraag

In alinea 8 staat: "In de toekomst zal dit veel verder gaan."

Wat bedoelt de auteur hiermee?
A
Dat de invloed van de technologie steeds meer vragen zal oproepen.
B
Dat er steeds meer kwesties komen waarop men een antwoord wil krijgen.
C
Dat men steeds afhankelijker wordt van de technologie.

Slide 10 - Quizvraag

Wat doet de auteur vooral in alinea 8?
A
Hij doet voorspellingen over de rol van technologie.
B
Hij geeft voorbeelden van de rol van technologie.
C
Hij vat zijn mening over de rol van technologie samen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Het bewerkstelligen van gedragsverandering...
A
...zal gemakkelijker zijn als van alle mogelijkheden van de e-coach gebruik wordt gemaakt.
B
...zal in de toekomst steeds meer door technologische hulpmiddelen gebeuren.
C
...zal ondanks het gebruik van een e-coach waarschijnlijk niet het gewenste resultaat hebben.

Slide 12 - Quizvraag

Korte herhaling schrijfvaardigheid

Slide 13 - Tekstslide

Maandag 15-1
Toets schrijfvaardigheid
  • Op je eigen laptop;
  • 4 verschillende korte teksten;
  • Instaptoets om te bepalen wat je niveau nu is.

Slide 14 - Tekstslide

Het schrijven van een tekst bestaat uit 3 fasen
  1. Voorbereiden
  2. Uitvoeren
  3. Controleren en verbeteren

Slide 15 - Tekstslide

Fase 1: waar let je allemaal op
bij het voorbereiden van een tekst?

Slide 16 - Woordweb

Fase 1 - voorbereiden

Slide 17 - Tekstslide

Fase 2: waar houd je rekening mee
tijdens het uitvoeren (= schrijven van de tekst)

Slide 18 - Woordweb

Fase 2 - uitvoeren

Slide 19 - Tekstslide

Fase 3: hoe kun je het controleren
en verbeteren van jouw tekst aanpakken?

Slide 20 - Woordweb

Fase 3 - controleren en verbeteren
  • Zijn alle gevraagde inhoudsonderdelen uitgewerkt?
  • Is de opbouw van de tekst duidelijk?
  • Kunnen verbanden nog duidelijker gemaakt worden?
  • Bevat de tekst alle onderdelen die bij de tekstsoort horen?
  • Komt uit de tekst duidelijk naar voren wat het doel is dat je wilt bereiken?
  • Is er consequent gebruik gemaakt van u/uw of jij/jouw?
  • Pas het taalgebruik bij  het publiek voor wie ik schrijf?
  • Is het woordgebruik gevarieerd?
  • Heb ik de spelling, zinsbouw en interpunctie gecontroleerd?

Slide 21 - Tekstslide

modeopleiding
foto-ervaring

Slide 22 - Tekstslide