Chapitre 5 Bron C,D

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

LES ARTICLES

Article partitif (Delend Lidwoord)

Bron D

L' article partitif = het delend lidwoord. Dit kennen we niet in het Nederlands.

Dus: Als er in het Nederlands geen lidwoord staat, dan gebruiken we in het Frans l'article partitif. 

De hoeveelheid is onbekend

Exemple:

Ik drink koffie      Je bois du café

Ik eet vlees           Je mange de la viande

Ik drink water      Je bois de l'eau

Ik eet tomaten    Je mange des tomates

	Lidwoord	= delend lidw.
de +	le	= du
de +	la	= de la
de +	l'	= de l'
de +	les	= des

Vertaald naar het Nederlands heeft het Delend Lidwoord geen betekenis.

Faites attention!

à 3 choses...

1. La négation

Je n'achète pas de pain, de salade et de bonbons parce que je n'ai plus d'argent.

->> Na een ontkenning (vb. 'ne pas', 'ne plus', ...) wordt
du / de la / de l' / des  -> de / d'

2. La quantité

Un kilo de tomates         un litre de limonade           2 paquets de cigarettes

une bouteille d'eau        beaucoup de jeunes          3 tasses de café 
 

un verre de coca              trop de livres                         un peu de chocolat

                               ->> Na een woord van hoeveelheid wordt

                                          du / de la / de l' / des -> de / d'

Il boit un verre d'eau.

Il mange beaucoup de bonbons.

Elle ne mange pas de pain.

Let op!

Na een telwoord komt er geen lidwoord!

Je voudrais quatre croissants.

3. les verbes d'appréciation

AIMER             = houden van; leuk vinden

ADORER         = dol zijn op                                                       + le/ la/ l'/ les

PRÉFÉRER     = verkiezen; liever hebben

DÉTESTER     = haten

- J'aime le poisson. = Ik hou van vis.

- Tu préfères la viande. = Jij hebt liever vlees.
- Nous adorons les frites! = Wij zijn dol op frietjes!

- Elle déteste les légumes! = Zij haat groenten!

Een delend lidwoord gebruik je

1. zowel in het Nederlands als in het Frans
2. alleen in het Nederlands
3. alleen in het Frans.
4. bij uitzonderingen in het Frans

Welke 4 vormen heb je van het delend lidwoord?

1. le, la, l', les
2. du, de la, de l', des
3. un, une
4. de le, de la, de l', de les

Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een hoeveelheid / een ontkenning?

1. geen idee
2. er verandert niets
3. delend lidwoord verandert in de / d'
4. delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Ik eet wortels

1. Je mange de la carotte
2. Je mange les carottes
3. Je mange des carottes

Zij eet veel vlees.

1. Elle mange beaucoup de la viande.
2. Elle mange beaucoup de viande.
3. Elle mange beaucoup du viande.
4. Elle mange beaucoup la viande.

Hij eet chocolade.

1. Il mange chocolat.
2. Il mange du chocolat.
3. Il mange le chocolat.

Ik drink een liter cola per dag.

1. Je bois un litre le coca par jour.
2. Je bois un litre de coca par jour.
3. Je bois un litre du coca par jour.

Ik hou van cola.

1. J'aime le coca.
2. J'aime du coca.
3. J'aime de coca.

Combineer: kies het juiste lidwoord

Mon frère veut un verre ..... coca.

Je voudrais ... tomates.

Tu manges peu .... pain.

Pour moi .... limonade s'il vous plaît.

Je bois une bouteille ..... eau.

Nous mangeons .... chocolat.

de la 

du

de

des

de

d'

'Ik wil drie hamburgers.'
Kies de juiste vertaling.

1. Je veux trois des hamburgers
2. Je veux trois hamburgers.

'Ik ontbijt met kaas.'
Kies de juiste vertaling.

1. Je déjeune avec du fromage.
2. Je déjeune avec le fromage.

'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.

1. Tu as mangé de la confiture ?
2. Tu as mangé la confiture ?

'Heb je de jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
Let op!

1. Tu as mangé de la confiture ?
2. Tu as mangé la confiture ?

'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)

1. Il n'y a plus d'huile.
2. Il n'y a plus de l'huile.

'Ik wil een kilo appels'

Kies de juist vertaling.

1. Je veux un kilo des pommes.
2. Je veux un kilo de pommes.

"delend lidwoord"

1. Wat is een delend lidwoord in het Nederlands?
2. Wat is het delend lidwoord in het Frans?
3. Uit welke vormen bestaat het delend lidwoord?
4. Wat krijg je na een woord van hoeveelheid?
5. Wat krijg je na een ontkenning in de zin?
   

Heb ik het begrepen?

1. Ja, ik vond het gemakkelijk en ik heb alles begrepen!
2. Ik heb maar weinig begrepen en ik heb nog vragen.
3. Ik heb het meeste begrepen, maar niet alles.
4. Help! Ik begrijp er niets van!