instructie 3: Jezelf voorstellen en familie

Leerdoel:
Je kan wat over je gezin vertellen.
Je weet de vertaling van familieleden.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel:
Je kan wat over je gezin vertellen.
Je weet de vertaling van familieleden.

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de vertalingen van de familieleden op het antwoordenblad

Slide 2 - Tekstslide

Wie heißen deine Eltern?
  • Sie heißen Peter und Silke.
  • Mein Vater heißt Peter und meine Mutter heißt Silke.
ß= ss
Je spreekt deze ringel-s uit als een s
Spreekvaardigheid

Slide 3 - Tekstslide

Hast du Geschwister? (broers en zussen)
  • Ja, ich habe eine Schwester und einen Bruder.
  • Ja, ich habe 2 Schwester und 3 Brüder.
  • Nein, ich habe keine Geschwister.
sch> chocolade
ü    > uu
" > Umlaut.
Spreekvaardigheid

Slide 4 - Tekstslide

Sind deine Eltern verheiratet?(=getrouwd)
  • Nein, sie sind geschieden.
  • Ja, sie sind verheiratet.
  • Meine Mutter/mein Vater lebt nicht mehr
  • Meine Mutter/mein Vater ist gestorben
Spreekvaardigheid

Slide 5 - Tekstslide

Oefen nu het gesprek met een klasgenoot.
Het gesprek vind je op de volgende dia.
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide


Wie heißt du?
Ich heiße…...
Wo wohnst du?
Ich wohne in……..
Wo bist du geboren?
Ich bin geboren in……...
Wie alt bist du?
Ich bin ……..Jahre alt.
Wie heißt deine Schule
Meine Schule heißt………….
Hast du Geschwister?(=broers en zussen)
Ich habe 1 Bruder und 1 Schwester/ Ich habe keine (=geen) Geschwister.
Wie heißt dein Vater?
Mein Vater heißt …...
Wie heißt deine Mutter?
Meine Mutter heißt……...
Sind deine Eltern verheiratet?(=getrouwd)
Meine Eltern sind geschieden/ Meine Eltern sind verheiratet.
Mein Vater/meine Mutter ist gestorben.

Slide 7 - Tekstslide

Wie kan zichzelf al voorstellen in 10 zinnen?

Slide 8 - Tekstslide

de letter ß spreek je uit als..
A
S
B
B

Slide 9 - Quizvraag

Wat is/zijn het goede antwoord(en) op deze vraag?
Wie heißt Du?
A
Mein Bruder heißt Peter
B
15 Jahre alt.
C
Ich heiße Peter
D
Mein Name ist Peter

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het antwoord op deze vraag?
Hast du Geschwister?
A
Nein, ich bin 13 Jahre alt.
B
Ja, ich habe 1 Bruder.
C
Nein, ich wohne in Emmen.
D
Nein, ich habe 1 Schwester.

Slide 11 - Quizvraag

keine Geschwister
A
geen broers en zussen
B
geen zuster
C
wel broers en zussen
D
wel zusters

Slide 12 - Quizvraag

Wat is/zijn het goede antwoord(en) op deze vraag?
Sind deine Eltern verheiratet?
A
Ja, 15 Jahre
B
Ja, sie sind verheiratet
C
Nein, sie sind geschieden
D
Ja, sie haben Geschwister.

Slide 13 - Quizvraag

  • Pak je Duitse schrift/map.
  • maak 1 rij met Duitse woorden en schrijf de vertaling erachter.
  • die Mutter
  • der Vater
  • der Bruder
  • die Schwester
  • die Oma/Großmutter
  • der Opa/Großvater
  • die Tante
  • der Onkel
  • der Neffe
  • die Nichte
  • der Cousin
  • die Cousine
  • die Geschwister

Slide 14 - Tekstslide