de regel van de zinsontleding herhalen in het Nederlands en in het Duits met behulp van de hij/hem regel en het der/ein schema toepassen in opdrachten van Lektion 1.
de woorden van Lektion 1 en 2 oefenen door middel van Was bin ich?
Slide 3 - Tekstslide
Satz der Woche
Könnten Sie das bitte wiederholen?
Slide 4 - Tekstslide
naklar.secure.malmberg.nl
Slide 5 - Link
Grammatik
Zinsontleding en Der/Ein-gruppe
Slide 6 - Tekstslide
Zinsontleding en hij/hem-regel
alle ww in de zin= het gezegde
wie/wat+ gezegde=het onderwerp (1e naamval)
wat + gezegde+ onderwerp=lijdend voorwerp (4e naamval)
Aan wie/ voor wie=meewerkend voorwerp (3e naamval)
esse eet
Ich Ik
een taart eine Torte
- -
Slide 7 - Tekstslide
Ich esse ein..... Torte?
Slide 8 - Tekstslide
Het der/ein schema
der
den
die
die
das
das
die
die
Naamval
1e onderwerp
4e lijdend
voorwerp
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
ein
einen
eine
eine
keine
keine
ein
ein
Ein- schema
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
Naamval
1e onderwerp
4e lijdend
voorwerp
Der- schema
Slide 9 - Tekstslide
der/ein woorden
dies- deze
jed- ieder
jen- die
manch- sommige
solch- zulke
welch- welke
all- alle
mein- mijn
dein- jouw
ihr- haar
sein- zijn
unser- onze
eure/euer jullie
ihr/ Ihr- hun/ uw
kein- geen
Der- woorden
Ein- woorden
Voorbeeld?
Meine Katze heißt Siepie.
Welche Schuhe trägst du?
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Üben!
Wir haben ein..... Hund.
Mein..... Mutter kauft ein....... Buch.
D..... Kind hat ein...... Schwester.
Unser..... Hund liebt essen.
Slide 12 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak opdracht 11 t/m 16 van Lektion 1
1 t/m 7 van Lektion 2
Vind je het lastig? Lernbox blz. 100
Klaar?
Werken aan boekje
Slide 13 - Tekstslide
Was bin ich?!
Slide 14 - Tekstslide
Lernziele
Aan het einde van de les kun je.....
de regel van de zinsontleding herhalen in het Nederlands en in het Duits met behulp van de hij/hem regel en het der/ein schema toepassen in opdrachten van Lektion 1.
de woorden van Lektion 1 en 2 oefenen door middel van Was bin ich?