Periode 5 - Les 8 - Oefentoets

De kransslagaders zijn...

A
Aftakkingen van de aorta
B
Aftakkingen van de longslagader
C
Aftakkingen van de longader
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
AnatomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

De kransslagaders zijn...

A
Aftakkingen van de aorta
B
Aftakkingen van de longslagader
C
Aftakkingen van de longader

Slide 1 - Quizvraag

Waar in het hart zit de pulmonalisklep?
A
Tussen de linkerkamer en de aorta
B
Tussen de rechterboezem en de rechterkamer
C
Tussen de rechterkamer en de longslagader

Slide 2 - Quizvraag

Met welk onderzoek kan je hartfalen aantonen?
A
Echo cor
B
Enkel-arm index
C
ECG

Slide 3 - Quizvraag

Wat is arteriosclerose?
A
De vaatwand wordt slapper door degeneratie
B
Het aantal elastische vezels in de vaatwand neemt af
C
Vettige stofhechten zich aan de binnenkant van de bloedvaten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de diastolische druk?
A
De druk op de vaatwanden tijdens het samentrekken van het hart
B
De druk op de vaatwanden na het sporten
C
De druk op de vaatwanden tijdens het ontspannen van het hart

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van de AV-knoop?
A
Hier ontstaan de impulsen die het hart laten samentrekken
B
Deze zorgt ervoor dat de boezems samentrekken
C
Deze zorgt ervoor dat de boezems de tijd krijgen om goed leeg te persen

Slide 6 - Quizvraag

Welke aders komen in de rechter boezem?
A
De bovenste holle ader, de longaders en de kransaders
B
De longaders, de onderste holle ader en de kransaders
C
De bovenste holle ader, de kransaders en de onderste holle ader

Slide 7 - Quizvraag

Wat zit er NIET in serum en wel in plasma?
A
Witte bloedlichaampjes
B
Rode bloedlichaampjes
C
Fibrinogeen

Slide 8 - Quizvraag


Van welk tekort in de weefsels is er sprake bij ischemie?

A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
voedingsstoffen

Slide 9 - Quizvraag

Kriebelhoest is een symptoom van hartfalen. Welke vorm van hartfalen is dit?
A
Linker harthelft
B
Rechter harthelft

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de oorzaak van angina pectoris?
A
De kransslagader is afgesloten ten gevolge van atherosclerose
B
De aorta is vernauwd ten gevolge van atherosclerose
C
De kransslagader is vernauwd ten gevolge van atherosclerose

Slide 11 - Quizvraag

Hoe moet je handelen bij astma cardiale met ernstige dyspnoe?
A
Patiënt plat leggen
B
Patiënt vocht toedienen
C
Patiënt in rechtop zittende houding

Slide 12 - Quizvraag

Wat is tachycardie?
A
Hoge hartfrequentie
B
Lage hartfrequentie
C
Hartritmestoornis

Slide 13 - Quizvraag

Boezemfibrilleren is minder gevaarlijk dan kamerfibrilleren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Voetballer Bas Dost, van NEC,is vorige week onwel geworden tijdens een wedstrijd tegen AZ.
Dit werd veroorzaakt door een ontsteking van zijn hartspier.
Wat is de medische benaming van deze ziekte?
A
Endocarditis
B
Myocarditis
C
Pericarditis

Slide 15 - Quizvraag

Een verschijnsel van een longembolie is
A
Plotseling stoppen met ademen, blauwe huidskleur
B
Bradycardie en benauwdheid
C
Tachycardie en pijnlijke, snelle ademhaling

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer schrijft een arts
ACE-remmers voor?

A
Bij hypertensie
B
Bij hypotensie
C
Bij angina pectoris

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van petechien?
A
Speldenknopgrote rode puntbloedinkjes
B
Onderhuidse bloeduitstorting
C
Wonden aan de onderbenen door perifeer vaatlijden.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is kenmerkend voor leukemie?

A
Sterk vergroot aantal bloedplaatjes
B
Sterk vergroot aantal witte bloedlichaampjes
C
Sterk vergroot aantal rode bloedlichaampjes

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de hoofdoorzaak van een ulcus cruris?
A
Oedeem in de onderbenen
B
Slecht functionerende bloedvaten
C
Verwoning door bijvoorbeeld stoten en vallen

Slide 20 - Quizvraag

Welke bloedgroep heeft geen antistof A en geen antistof B in het bloedplasma?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 21 - Quizvraag

Wat is ablatie?
A
De arts shokt het hart zodat het weer gaat werken
B
De patiënt krijgt een intensieve kuur met hartmedicatie.
C
De arts blokkeert bepaalde elektrische prikkels.

Slide 22 - Quizvraag


Bij welke aandoening werken de kleppen van de aderen niet meer goed?
A
varices
B
hypertensie
C
claudicatio intermittens

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer spreken we over een veneuze trombose?
A
Trombose in een ader van onderbeen. We spreken dan van een trombosebeen.
B
Trombose in een slagader van onderbeen. We spreken dan van een trombosebeen.
C
Trombose in de bovenste holle ader. Dit kan leiden tot een herseninfarct of hartinfarct.
D
Trombose in de aorta. Dit kan leiden tot een herseninfarct of hartinfarct.

Slide 24 - Quizvraag

Oorzaak van claudicatio intermittens is:
A
perifeer arterieel vaatlijden (PAV) ​
B
myocard infarct
C
instabiele angina pectoris
D
arteriële embolie

Slide 25 - Quizvraag

Kenmerken van anemie zijn:
A
vermoeidheid en bleekheid
B
koorts en bleekheid
C
te langzame hartslag en koorts
D
verhoogde infectiegevoeligheid

Slide 26 - Quizvraag

Alleen als de moeder resusnegatief is bestaat er het risico op het krijgen van een resusbaby.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Wat zul je bij rechtsdecomensatie meestal zien?
A
Benauwdheid door vocht in de longen
B
Veneuze trombose in het onderbeen
C
Oedeem, met name in de benen

Slide 28 - Quizvraag

Cijfer?
Via de link op de volgende pagina kan je zelf je cijfer bereken

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link