Oefenen voor het examen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Theorie examen

Onderwerp en hoofdgedachte

Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.

Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.

Deze moet je zelf kunnen bepalen!

Wat is de hoofdgedachte?

De hoofdgedachte = ?

1. Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
2. Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
3. Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
4. De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Wat is de hoofdgedachte?

Hoofdgedachte ?

1. Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
2. Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
3. Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
4. De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Het leerdoel is dat je weet welke functies alinea's kunnen hebben.

Het leerdoel is dat je weet welke functies  alinea's kunnen hebben.

De laatste alinea heeft twee functies. Welke twee functies zijn dit?

1. een conclusie geven en een samenvatting geven
2. een nieuw gegeven bespreken en een conclusie geven
3. een samenvatting geven en een toekomstverwachting uiten
4. een toekomstverwachting uiten en een nieuw gegeven bespreken

9. De laatste alinea heeft twee
functies.

Welke twee functies zijn dit?

1. een conclusie geven en een samenvatting geven
2. een nieuw gegeven bespreken en een conclusie geven
3. een samenvatting geven en een toekomstverwachting uiten
4. een toekomstverwachting uiten en een nieuw gegeven bespreken

Tekstverbanden

Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Signaalwoorden

Tekstverbanden

Daardoor

Want

Ten eerste

Opsomming

Voorbeeld

Tegenstelling

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?

Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.

opsomming

tegenstelling

tijdsvolgorde

echter

maar

ook

nadat

daarnaast

terwijl

Tekstverbanden

Opdracht signaalwoorden 

• Je werkt in tweetallen.
• Lees de tekst.
• Omcirkel/markeer alle signaalwoorden die je tegenkomt.
• Gebruik het schema tesktverbanden/signaalwoorden.
• Noteer nu het tekstverband bij de signaalwoorden die je hebt gemarkeerd.

Hoe goed heb jij deze les begrepen?

😒🙁😐🙂😃