De cel en opbouw van het lichaam

De cel en opbouw van het lichaam
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De cel en opbouw van het lichaam

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kan je in eigen woorden benoemen welke levenskenmerken een mens heeft

Aan het einde van deze les ken je de basis van chromosomen, dna en celdeling en kan je dit in eigen woorden vertellen

Aan het einde van deze les kan je minimaal twee lichaamscellen benoemen en omschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Het leven
Een cel kan worden gezien als basisbouwsteen: een functionele stofwisselingseenheid die alle kenmerken van het  leven vertoont. 

De cel is de kleinste eenheid van leven. ​



Slide 3 - Tekstslide

Hoe zie je dat een persoon of een dier leeft?

Slide 4 - Open vraag

0

Slide 5 - Video

Wat is er nodig voor leven?
  • Zuurstof opnemen
  • Voedingsstoffen opnemen
  • Uitscheiden van afval​stoffen
  • Celdeling voor de voortplanting​
  • Contact en communicatie met de omgeving en met andere cellen​
  • De cel moet bestuurd worden 





Slide 6 - Tekstslide

Welke soorten cellen kennen we in ons lichaam?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Werkopdracht: Lichaamscellen
  1. Ga in tweetallen zitten
  2. Benoem van elke soort cel:
- De functie van de cel
- Locatie in het lichaam 
- Wat gebeurd er als deze cel niet goed werkt? Wat zie je dan denk je in het lichaam?

Welke dien je uit te werken?
Zenuwcellen, spiercellen, steuncellen, dekcellen en voortplantingscellen

Slide 9 - Tekstslide

Benoem hier de functie van een zenuwcel

Slide 10 - Open vraag

Wat gebeurd er als spiercellen niet goed werken? Wat zien we aan het lichaam?

Slide 11 - Open vraag

Steuncellen zijn.....
A
Kliercellen en botweefsel
B
Kraakbeen, botweefsel en bloed
C
Eicellen en zaadcellen
D
Synapsen en neuronen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is DNA?
A
Erfelijk materiaal
B
Aangeboren
C
Cellen in ons lichaam
D
Niet-aangeboren

Slide 13 - Quizvraag

DNA
  1. Bestuurlijk centrum van de cel:
  2. Opslag DNA wat erfelijk materiaal is
  3. Daarop staat precies hoe het lichaam eruit moet zien​ en wat de cellen allemaal moeten doen​ om het leven mogelijk te maken​
  4. Celkern regelt dus stofwisseling van de cel, door de opdrachten van het DNA





Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen hebben we denk je?
A
23 chromosomen
B
47 chromosomen
C
30 chromosomen
D
46 chromosomen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Chromosomen 
In de cellen van de mens zitten 46 chromosomen, nl 23 paar ​

22 paar autosomen​
1 paar geslachtschromosomen (XY = man, XX = vrouw)​

In geslachtscellen (eicel/zaadcel) zitten geen paren, maar enkele chromosomen​)




Slide 17 - Tekstslide

Cellen ontwikkelen door middel van celdeling


Wat is het verschil tussen mitose en meiose?

Slide 18 - Tekstslide

Mitose
Celdeling bij lichaamscellen (autosomale cellen)​


Noodzakelijk voor:​
Ontwikkeling en groei​
Vervangen van cellen​
Reparatie​
Herstel/regeneratie (bv. zeesterren kunnen verloren onderdelen terug laten groeien)






Slide 19 - Tekstslide

Meiose

Vormen van de geslachtscellen voor onder andere voortplanting

Reductiedeling

Slide 20 - Tekstslide

Ons lichaam kent verschillende orgaanstelsel: Welke weten jullie nog?

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer is iets een orgaan?
A
Als het een duidelijke vorm en functie heeft
B
Als het beweegt
C
Als het leeft
D
Met een functie

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer is iets een orgaan?
  1. het een duidelijke vorm en structuur heeft​
  2. het een of meerdere eigen functies heeft​
  3. het bestaat uit meerdere weefsels


Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld van een orgaan
  1. Duidelijke vorm en structuur​
  2. Functie: bloed door lichaam pompen​
  3. Verschillende soorten weefsels​:

Spierweefsel​
Dekweefsel ​
Zenuwweefsel ​
Bindweefsel 





Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Afsluiten
Aan het einde van deze les kan je in eigen woorden benoemen welke levenskenmerken een mens heeft


Aan het einde van deze les ken je de basis van chromosomen, dna en celdeling en kan je dit in eigen woorden vertellen

Aan het einde van deze les kan je minimaal twee lichaamscellen benoemen en omschrijven

Slide 27 - Tekstslide