In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom v3t!
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten lezen
Leesvaardigheid 3: mening en argumenten
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Leesvaardigheid 3: mening en argumenten
Doel: Je leert hoe je meningen en argumenten onderscheidt.
Slide 4 - Tekstslide
Mening
Met een mening maakt een schrijver zijn lezer duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt.
Een ander woord voor mening is ook wel standpunt.
Slide 5 - Tekstslide
In welke van onderstaande tekstsoorten kom je een mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst
Slide 6 - Quizvraag
Tekstsoorten met een mening
Beschouwende tekst – doel is mening laten vormen
Betogende tekst – doel is overtuigen
Activerende tekst - doel is overtuigen EN je iets laten doen
Slide 7 - Tekstslide
Expliciet vs. impliciet
Lang niet altijd geeft een schrijver zijn mening expliciet aan met signaalwoorden, vaak moet je als lezer zelf maar uit de tekst afleiden wat de schrijver nou vindt.
Slide 8 - Tekstslide
Aan welke signaalwoorden kun je een mening/standpunt herkennen?
Slide 9 - Woordweb
Argumenten
Een schrijver gebruikt argumenten om zijn mening te onderbouwen of aannemelijk te maken.
Ik vind dat de overheid maatregelen moet nemen tegen obesitas,want25% van de jeugd heeft al verschijnselen van obesitas.
Slide 10 - Tekstslide
Aan welke signaalwoorden kun je argumenten herkennen?
Slide 11 - Woordweb
Welk deel van de zin is een mening/standpunt?
Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten, omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.
A
Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten
B
omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.
Slide 12 - Quizvraag
Welk deel van de zin is een mening/standpunt?
Je bent verkouden, je kunt maar beter een paracetamol nemen.
A
Je bent verkouden
B
je kunt maar beter een paracetamol nemen.
Slide 13 - Quizvraag
Welk deel van de zin is een mening/standpunt?
Het is verstandig om je regenjas mee te nemen, het regent.
A
Het is verstandig om je regenjas mee te nemen
B
het regent.
Slide 14 - Quizvraag
Welk deel van de zin is een mening/standpunt?
Je moet goed leren vanmiddag, want morgen krijg je een toets.
A
Je moet goed leren vanmiddag
B
want morgen krijg je een toets.
Slide 15 - Quizvraag
Welk deel van de zin is een mening/standpunt?
Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden. Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.
A
Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden.
B
Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.
Slide 16 - Quizvraag
Welk deel van de zin is een mening/standpunt?
Je moet snel die tickets kopen, de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.
A
Je moet snel die tickets kopen
B
de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.
Slide 17 - Quizvraag
Welk deel van de zin is een mening/standpunt?
Stilzitten is erg ongezond, dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.
A
Stilzitten is erg ongezond
B
dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.
Slide 18 - Quizvraag
Feitelijke uitspraken
Een schrijver maakt zijn tekst sterker als zijn mening en argumenten feitelijke uitspraken bevatten.
Een feitelijke uitspraak is een uitspraak waarvan (eenvoudig) vast te stellen is of de uitspraak ‘waar’ of ‘onwaar’ is.
Slide 19 - Tekstslide
Feitelijke uitspraak of niet?
Energiedrankjes moeten verboden want uit onderzoek blijkt energiedrankjes hartritme- stoornissen veroorzaken bij jongeren.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak
Slide 20 - Quizvraag
Feitelijke uitspraak of niet?
Ik vind die nieuwe roman erg goed. Ik kon me namelijk erg inleven in de hoofdpersoon en de verhaallijn vond ik erg spannend.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak
Slide 21 - Quizvraag
Feitelijke uitspraak of niet?
Ik verwacht niet dat Jeroen Dijsselbloem in de Tweede Kamer blijft. Ik kan me niet voostellen dat dat werk hem nog genoeg uitdaging zal bieden.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak
Slide 22 - Quizvraag
Feitelijke uitspraak of niet?
Als president zal ik de begroting in evenwicht houden, want dat heb ik ook gedaan toen ik gouverneur was.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak
Slide 23 - Quizvraag
Controleren van uitspraken
Een kritische lezer moet zich altijd afvragen of de argumenten van een schrijver wel kloppen.
Dus naast dat je moet letten op de bron,
de actualiteit, de deskundigheid van de auteur
en het belang van de auteur moet je dus ook
letten op de juistheid van de argumenten.
Slide 24 - Tekstslide
Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?
Popartiesten verdienen per definitie veel geld.
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quizvraag
Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?
Geluk leidt tot succes en niet andersom.
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quizvraag
Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?
Een banaan bestaat per 100 gram uit 18,2 gram suikers.
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quizvraag
Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?
Tycho snapt de som niet.
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quizvraag
Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?
Valeries moeder mediteert en Nadia vindt dat maar zweverig.
A
ja
B
nee
Slide 29 - Quizvraag
Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?
Wel 78 procent van de bevolking vindt dat Zwarte Piet een belangrijk onderdeel is van de Nederlandse cultuur.
A
ja
B
nee
Slide 30 - Quizvraag
Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?
Toen het eerste testament van de Bijbel werd geschreven, dacht men anders over de rol van de vrouw dan nu.
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quizvraag
Ik wil graag op woensdag om 15.05 uur beginnen i.p.v. 15.15 uur en stoppen om 16.15 uur.
A
ja
B
nee
Slide 32 - Quizvraag
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 14 december
Huiswerk: leren p. 16 en deze LessonUp (zie Teams)