ontwikkelingspsychologie les 1

ontwikkelingspsychologie 
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ontwikkelingspsychologie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoelen voor vandaag
- je weet aan het einde van de les wat ontwikkelingspsychologie inhoudt.....
- je hebt kennis van verschillende ontwikkelingspsychologen
-je kan vier stijlen van hechting benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingspsychologie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding:

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe mensen zich ontwikkelen
Vooruitgang - Achteruitgang
3 processen:
Groeiproces
Leerproces
Rijpingsproces (geen invloed)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stellingen nature-nurture

Slide 7 - Tekstslide

Mick

begrippen:
ontwikkelingsfasen
ontwikkelingsgebieden

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 De ontwikkelingsfasen 

  •  Baby (0-18 maanden)
  •  Peuter (18 maanden-4 jaar)
  •  Kleuter (4-6 jaar)
  •  Schoolkind (6-12 jaar)
  •  Puber (12-17 jaar)
  •  Adolescent (17-25 jaar)
  •  Volwassene (25-67 jaar)
  •  Oudere mens (67 jaar en ouder)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ontwikkelingsgebieden
Cognitief
persoonlijkheid
sociaal
fysiek(lichamelijk)
emotioneel
sexueel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aspecten van de ontwikkeling

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

De geschiedenis
Het denken over sociale en geestelijke veranderingen  al heel oud (400jr v. Cr.)
17e eeuw ideeën over opvoeding en ontwikkeling van kinderen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De geschiedenis
In de 20e eeuw 'ontwikkelingspsychologie' ontstaan
* Jean Piaget (1896-1980) 
* Erik Erikson (1902-1994) 
* Sigmund  en Anna  Freud, 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jean Piaget
(1896-1980)
De eerste psycholoog die zich verdiepte in de verstandelijke ontwikkeling van kinderen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Erik Erikson
(1902-1994)
Beschreef verschillende stadia in de psychosociale ontwikkeling. Ieder stadium kent een 'conflict'

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Factoren die je ontwikkeling bepalen
Interne factoren: Aanleg, erfelijk materiaal wat je meekrijgt van je ouders (aangeboren vermogens)

 Externe Factoren: Je omgeving en leven onder bepaalde omstandigheden zijn bepalend voor je ontwikkeling. (milieu, onderwijs, arm/rijk, ingrijpende levensgebeurtenissen, tijd waarin je opgroeit)


Zelfbepaling: Hoe ouder een kind is, hoe groter zijn vermogen kan worden om richting te geven aan zijn eigen ontwikkeling

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarden voor ontwikkeling
  • Veilig en vertrouwd (Harlow,1958)
  • Verbaal en non- verbaal contact
  • Stimulerende omgeving (positief, zelfvertrouwen)
  • Zelf onderzoeken
  • Spelen
  • Bewegingsvrijheid
  • Veiligheid en grenzen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hechtingsstijlen
Volgens Ainsworth zijn er 4 hechtingsstijlen:
Type A: Onveilig-vermijdend gehechte kinderen: gehechtheid geminimaliseerd, ervaren ouder relatief vaak afwijzend, zakelijk of weinig sensitief is. Ze negeren of vermijden de opvoeder en gedragen zich (prematuur) zelfstandig.

Type B: Veilig gehechte kinderen: Goede balans tussen exploratiedrang en gehechtheidsgedrag. Exploreren -> angstig -> toenadering bij terugkomst->  exploreren. Ouders zijn sensitief, coöperatief en toegankelijk.

Type C: Onveilig-afwerend (ambivalent) gehechte kinderen: heel veel toenadering bij de opvoeder, weinig geneigd om zelfstandig activiteiten uit te voeren. De afwezigheid van de opvoeder -> angst. Terugkeer -> boosheid en verontwaardiging. De opvoeder is vaak inconsequent sensitief, onvoorspelbaar voor het kind en afwezig op cruciale momenten.

Type D: Gedesorganiseerd gehechte kinderen: gedrag met kenmerken van hechtingstype A en C. Zoeken toenadering tot de ouder -> stress en angst. De omgang met de ouder is vaak inconsequent geweest en onvoorspelbaar. Vaak sprake van trauma's of andere ingrijpende gebeurtenissen.


Slide 22 - Tekstslide

Wat gebeurt er als hier niet sprake van een veilige hechting?
Hechtingsstijlen
Type A: Onveilig-vermijdend gehechte kinderen: gehechtheid geminimaliseerd, ervaren ouder relatief vaak afwijzend, zakelijk of weinig sensitief is. Ze negeren of vermijden de opvoeder en gedragen zich (prematuur) zelfstandig.

Type B: Veilig gehechte kinderen: Goede balans tussen exploratiedrang en gehechtheidsgedrag. Exploreren -> angstig -> toenadering bij terugkomst->  exploreren. Ouders zijn sensitief, coöperatief en toegankelijk.

Type C: Onveilig-afwerend (ambivalent) gehechte kinderen: heel veel toenadering bij de opvoeder, weinig geneigd om zelfstandig activiteiten uit te voeren. De afwezigheid van de opvoeder -> angst. Terugkeer -> boosheid en verontwaardiging. De opvoeder is vaak inconsequent sensitief, onvoorspelbaar voor het kind en afwezig op cruciale momenten.

Type D: Gedesorganiseerd gehechte kinderen: gedrag met kenmerken van hechtingstype A en C. Zoeken toenadering tot de ouder -> stress en angst. De omgang met de ouder is vaak inconsequent geweest en onvoorspelbaar. Vaak sprake van trauma's of andere ingrijpende gebeurtenissen.
(Ainsworth)

Slide 23 - Tekstslide

Om te kunnen mentaliseren moet u zich kunnen voorstellen wat andere mensen zouden kunnen denken of voelen, en begrijpen dat dit anders kan zijn dan wat u zelf denkt en voelt. Maar mentaliseren gaat ook over herkennen van uw eigen gedachten en gevoelens

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Factoren
Intern

Extern

Zelfbepaling

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Factoren die je ontwikkeling bepalen
Interne factoren: Aanleg, erfelijk materiaal wat je meekrijgt van je ouders (aangeboren vermogens)
 
Externe Factoren: Je omgeving en leven onder bepaalde omstandigheden zijn bepalend voor je ontwikkeling. (milieu, onderwijs, arm/rijk, ingrijpende levensgebeurtenissen, tijd waarin je opgroeit)

Zelfbepaling: Hoe ouder een kind is, hoe groter zijn vermogen kan worden om richting te geven aan zijn eigen ontwikkeling

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe mensen zich ontwikkelen
Ontwikkelen wil zeggen dat sprake is van een verandering. Die verandering kan een vooruitgang of verbetering inhouden, maar kan ook krimp, achteruitgang en afbraak omvatten.
Door aanleg- en omgevingsfactoren en door zelfbepaling verloopt de ontwikkeling per individu verschillend.

Wanneer sprake is van vooruitgang, dan zijn drie processen daarvoor verantwoordelijk:
  1. Groeiprocessen: dit betreft de lichamelijke groei die het gevolg is van celdeling;
  2. Leerprocessen: dit betreft het verwerven van theoretische, praktische en sociaal-emotionele kennis en vaardigheden;
  3. Rijpingsprocessen, kortweg rijping: dit betreft het ‘ergens aan toe zijn’, je bent er wel of niet aan toe om iets te leren.




Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekende ontwikkelingspsychologen 
Een belangrijke ontwikkelingspsycholoog was Jean Piaget (1896-1980). Piaget kwam erachter dat kinderen pas op een bepaalde leeftijd eraan toe zijn om een bepaalde vaardigheid te leren.


Erik Erikson (1902- 1994), richtte zich op de verschillende stadia in de psychosociale ontwikkeling.
In ieder stadium staat er een bepaald conflict centraal.                                                                      >>>

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingsfasen (zoals omschreven in het boek)
Ontwikkelingsfasen: Periodes die in het leven van de mens onderscheiden kunnen worden. Bij elke periode horen specifieke kenmerkende gedragingen.
  • Ongeboren kind (prenatale fase: 40 weken)
  • Zuigeling (0-18 maanden)
  • Peuter (18 maanden – 4 jaar)
  • Kleuter (4 – 6 jaar)
  • Schoolkind (6 – 12 jaar)
  • Puber (12 – 17 jaar)
  • Adolescent (17 – 22 jaar)
  • Volwassene (22– 67 jaar)
  • Oudere mens (67 jaar en ouder)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingstaken & -aspecten
Ontwikkelingstaken: stappen die ieder kind (0-19 jaar) in zijn ontwikkeling moet nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.

Voorbeeld
Een ontwikkelingstaak van de baby is bijvoorbeeld het leren communiceren. Als een baby erin slaagt deze ontwikkelingstaak goed uit te voeren, is hij compententer geworden. Een nieuwe ontwikkelingstaak wacht op hem: het leren begrijpen van de wereld. Ook het goed uitvoeren van deze ontwikkelingstaak maakt hem weer competenter.

Als jij je verdiept in de ontwikkeling van de mens, zijn er weer verschillende aspecten in de ontwikkeling: de ontwikkelingsaspecten.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interne factoren
Externe factoren
Directe omgeving
Aangeboren
Erfelijkheid
Culturele factoren
Ingrijpende levens-gebeurtenissen

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interne factoren: Er is sprake van een bepaalde aangeboren geschiktheid. Een deel van deze aangeboren geschiktheid komt voort uit het erfelijk materiaal dat een kind meekrijgt van zijn ouders. Zo worden uiterlijke kenmerken van de mens in grote mate door erfelijke eigenschappen bepaald. Maar ook talent op het gebied van wiskunde, muziek of kunst wordt erfelijk overgedragen van ouders op kinderen.

Externe factoren:
  • de directe omgeving (bijvoorbeeld het gezin, de kinderopvang, leeftijdsgenoten, vrienden, collega’s, de buurt, het wonen in een seniorenflat);
  • sociale en economische factoren (bijvoorbeeld de school en het soort onderwijs, opgroeien in rijkdom of armoede, wel/geen mogelijkheden sport te beoefenen, wel/geen goed pensioen);
  • culturele factoren (bijvoorbeeld de tijd waarin je leeft en opgroeit, de waarden en normen van je ouders en de waarden en normen van de samenleving waarin je leeft en woont);
  • ingrijpende levensgebeurtenissen. Ingrijpende levensgebeurtenissen kunnen van grote invloed zijn op de ontwikkeling van de mens. De oorzaak ligt voor de hand: niet-alledaagse, buitengewone gebeurtenissen grijpen diep in. Het kan hierbij gaan om crisissituaties zoals ziek worden, geweld in de thuissituatie, verlies van de partner of gehandicapt raken, maar het kan ook gaan om positieve gebeurtenissen zoals ‘uit de kast komen’, trouwen of een kind krijgen, een gewenste baan krijgen.



Interne factoren
Al vanaf de geboorte staat bij elk kind vast wat zijn in aanleg gegeven mogelijkheden en beperkingen in het leven zijn. Er is sprake van een bepaalde aangeboren geschiktheid. 
Een deel van deze aangeboren geschiktheid komt voort uit het erfelijk materiaal dat een kind meekrijgt van zijn ouders. 

Zo worden uiterlijke kenmerken van de mens in grote mate door erfelijke eigenschappen bepaald. 
Ook talent op het gebied van wiskunde, muziek of kunst wordt erfelijk overgedragen van ouders op kinderen.
  • De directe omgeving: bijv. het gezin, de kinderopvang, leeftijdsgenoten, vrienden, collega’s, de buurt, het wonen in een seniorenflat;
  • Sociale en economische factoren:  bijv. de school en het soort onderwijs, opgroeien in rijkdom of armoede, wel/geen mogelijkheden sport te beoefenen, wel/geen goed pensioen;
  • Culturele factoren: bijv. de tijd waarin je leeft en opgroeit, de waarden en normen van je ouders en de waarden en normen van de samenleving waarin je leeft en woont;
  • Ingrijpende levensgebeurtenissen: bijv. crisissituaties zoals ziek worden, geweld in de thuissituatie, verlies van de partner of gehandicapt raken, maar het kan ook gaan om positieve gebeurtenissen zoals uit de kast komen, trouwen of een kind krijgen, een gewenste baan krijgen.



Externe factoren (milieu)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingsmogelijkheden
Als een kind geboren wordt, beschikt hij over bepaalde aangeboren vermogens (ontwikkelingsmogelijkheden). 
Of een kind de kans krijgt om de aangeboren vermogens te benutten, hangt af van zijn omgeving. De omgeving kan een kind belemmeren of stimuleren in zijn ontwikkeling. 

Geen enkel kind ontwikkelt zich vanzelf, er zijn bepaalde voorwaarden nodig. Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan, dan is de kans groot dat het kind een ontwikkelingsachterstand oploopt. Ook kan het kind op allerlei gebieden problemen krijgen. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voorwaarden denk jij dat er nodig zijn voor een kind om tot ontwikkeling te komen?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarden tot ontwikkeling
  • Een kind moet zich veilig en vertrouwd voelen bij de opvoeder;
  • Er moet zowel verbaal als non-verbaal contact zijn tussen opvoeders en kind;
  • Er moet een stimulerende omgeving zijn;
  • Een kind moet de gelegenheid krijgen om zelf te onderzoeken;
  • Een kind moet de mogelijkheid hebben om te spelen;
  • Een kind moet voldoende bewegingsvrijheid krijgen;
  • Een kind moet veiligheid en grenzen worden geboden.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingstaken 
Welke ontwikkelingstaken zijn dit?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelings-taken 
  • Opbouw van vaardigheden
  • Eerst zitten, staan, lopen
  • Eerst letters, woorden,
      lezen  

Ontwikkeling stimuleren door iets aan te bieden wat het kind nog nét niet kan. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Zoek een foto op van een ontwikkelingstaak.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2
3
4
5
6
7
8
9
Ongeboren kind 
Zuigeling (baby)
Peuter
Kleuter
Schoolkind
Puber
Adolescent 
Volwassene 
Oudere mens 
Bejaarden 
Jongvolwassene

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Ontwikkeling ontstaat door drie processen. Welke processen zijn dit?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Factoren die de ontwikkeling bepalen 
  1. Interne factoren (aanleg) 
  2. Externe factoren (directe  omgeving) 
  3. Zelfbepaling  (eigen keuzes maken) 

Iedere ontwikkeling is uniek door deze factoren. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interne factoren (aanleg) 
  • Genetisch 
  • Uiterlijk, intelligentie
  • Aanleg (sport, muziek, cijfers)   


Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Externe factoren 
  • Directe omgeving (gezin, buurt)
  • Sociale en economische factoren (armoede, rijkdom) 
  • Culturele factoren (waarden en normen, samenleving)  
  • Ingrijpende levensgebeurtenissen (overlijden, verhuizen) 

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe mensen zich ontwikkelen
groeiprocessen: dit betreft de lichamelijke groei die het gevolg is van celdeling;


leerprocessen: dit betreft het verwerven van theoretische, praktische                                                        en sociaal-emotionele kennis en vaardigheden;




rijpingsprocessen, kortweg rijping: dit betreft het ‘ergens aan toe zijn’, je bent er wel of niet aan toe om iets te leren.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Leeftijden
 Baby 
 Peuter 
 Kleuter 
 Schoolkind
 Puber 
 Adolescent 
 Volwassene 
 Oudere mens 
Schrijf voor jezelf op welke leeftijden erbij de doelgroepen horen
timer
10:00

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Factoren die je ontwikkeling bepalen
1. Interne factoren (aanleg/ genen): Geef 4 voorbeelden  van interne factoren die invloed hebben op je ontwikkeling


2. Externe Factoren (omgevingsfactoren): Geef 5 voorbeelden van omgevingsfactoren/ externe factoren die invloed hebben op je ontwikkeling

3. Zelfbepaling: Geef 3 voorbeelden van zelfbepaling die invloed hebben op je ontwikkeling

Hulpmiddelen: Je mag zoeken in de theorie van Thiememeulenhof en internet



Klaar? mail naar: i.de.kleijn@rocmondriaan.nl
timer
30:00

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karim kiest voor de opleiding maatschappelijke zorg. Zijn ouders vinden het een meidenopleiding. Toch zet Karim door. Dit is een voorbeeld van
A
intern
B
extern
C
zelfbepaling

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Joram spreekt Fries. Thuis spraken ze dat gewoonlijk. Dit is een voorbeeld van
A
Intern
B
Extern
C
Zelfbepaling

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies