Hoofdletters en leestekens (opdr 9 tm 13) (SLR)

Hoofletters en leestekens
taalverzorging 1
spelling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofletters en leestekens
taalverzorging 1
spelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les
- kun je de regels van hoofdlettergebruik toepassen
- kun je de leestekens (punt, uitroepteken en vraagteken) op een juiste manier toepassen in een zin. 

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer moet je een hoofdletter gebruiken?

Slide 3 - Woordweb

Regels hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter
- Bij het eerste woord van een zin. 
- Bij een naam.
- Bij een titels van een boek of film. 

Slide 4 - Tekstslide

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter. Kijk maar: 

De klas leert vandaag de regels voor hoofdletters. 
Het is niet zo moeilijk.

Slide 5 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 6 - Tekstslide

let op! 
Merken, organisaties, straatnamen en plaatsnamen zijn ook namen! 
bijvoorbeeld: 
Apple, Greenpeace, Kerkstraat, Eindhoven
Coca Cola, Unicef, Dorpstraat, Amsterdam 

Slide 7 - Tekstslide

Regel 3: titels
Je schrijft een hoofdletter bij titels van 
  • boeken
  • films
  • series

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je:
mevrouw hamers
A
Mevrouw hamers
B
Mevrouw Hamers

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
engels drop
A
Engelse drop
B
engelse drop
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
's hertogenbosch
A
's hertogenbosch.
B
's Hertogenbosch.
C
'S Hertogenbosch

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
op dinsdag gaan we naar de maas

A
Op dinsdag gaan we naar De Maas.
B
Op Dinsdag gaan we naar De Maas.
C
Op dinsdag gaan we naar de Maas.
D
Op dinsdag gaan we naar De maas.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Cupcakecup
B
cupcakecup

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
boer zoekt vrouw
B
Boer zoekt vrouw

Slide 17 - Quizvraag

Theorie leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 18 - Tekstslide

PUNT
Je schrijft een punt:
- aan het einde van de zin
- bij veel afkortingen
- na een voorletter

Slide 19 - Tekstslide

UITROEPTEKEN
Je schrijft een uitroepteken:
- na een uitroep. 
- na een waarschuwing.
- na een bevel. 

Slide 20 - Tekstslide

Vraagteken
Je schrijft een vraagteken:
- na een vragende zin. 

Slide 21 - Tekstslide

Welk leesteken moet aan het eind van deze zin?

Kom hier
A
! (uitroepteken)
B
? (vraagteken)
C
. (punt)

Slide 22 - Quizvraag

Welk leesteken moet aan het eind van deze zin?

Weet jij hoe laat het is
A
! (uitroepteken)
B
? (vraagteken)
C
. (punt)

Slide 23 - Quizvraag

Welk leesteken moet aan het eind van deze zin?

Ik ga morgen kleren kopen in de stad
A
! (uitroepteken)
B
? (vraagteken)
C
. (punt)

Slide 24 - Quizvraag

SO ALERT!!
Noteer het SO  in je agenda. 
Het komt ook in Magister te staan. 

SO SPELLING
Leer het leerblad

Huiswerk voor de volgende les op volgende slide!

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk

maak opdracht 9 tm 13 
blz 33 tm 36

Slide 26 - Tekstslide