Ik herhaal de theorie over het naamwoordelijk gezegde.
Ik weet hoe ik een samengestelde zin herken.
Ik weet wat een hoofd- en bijzin is.
Ik kan een hoofd- en bijzin herkennen.
Ik heb de boekenpitch gepland via Classroom.
De datum van mijn boekenpitch staat in mijn agenda.