Les 4 InTERpersoonlijke vaardigheden: Samenwerken en communiceren

Les 4 InTERpersoonlijke vaardigheden: Samenwerken en communiceren
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 4 InTERpersoonlijke vaardigheden: Samenwerken en communiceren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma 
18 mei -  Hemelvaart 
25 mei - Les 1 Introductie en aanleiding 21st skills in programma
01 juni -  Les 2 Denkvermogen
08 juni - Les 3 Digitale vaardigheden
15 juni - Les 4 Interpersoonlijke vaardigheden
22 juni - Les 5 Intrapersoonlijke vaardigheden
29 juni - Les 6 Hoe nu verder?
06 juli  - Toetsweek

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 3
Aan het einde van deze les:
  1. Weet je wat digitale vaardigheden zijn
  2. Weet je wat denkvaardigheden jou opleveren
  3. Word jij je bewust van jou eigen mediagebruik en dat van klasgenoten
  4. Ben jij je bewust van jouw online imago

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les

Je wordt bewust van het feit dat sommige dingen sneller gaan als je ze samen doet èn als je actief luistert

Je hebt ervaren dat andere studenten in de klas ook waardevolle input kunnen leveren.

Je hebt invloed op je omgeving en je omgeving heeft invloed op jou.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blind spreken?
Wate gebeurt er met je communicatie als je jou gezichtsvermogen verliest?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ervaar het nu!
  1. A neemt een voorwerp in gedachten en beschrijft dit zo concreet en duidelijk mogelijk in 1 minuut
  2. B luistert zo goed mogelijk maar mag geen vragen stellen
  3. Lukt het B om het voorwerp van A te raden na afronding van de uitleg? 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief luisteren

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Pak een stukje papier (a4) en hou het voor je. Doe nu je ogen dicht en volg de instructies exact. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitvoer
Eerst wil ik dat je het papier dubbel vouwt. Vouw het nog een keer dubbel en scheur de linker bovenhoek van het papier af. Vouw het papier nogmaals dubbel en scheur nu de rechter onderhoek van het papier af.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na het scheuren...
Vraag aan iedereen om zijn ogen open te doen en het papier uit te vouwen tot een heel blad.
Kijk samen wat het resultaat is. Als ik goed gecommuniceerd heb en jullie hebben goed geluisterd zouden we allemaal hetzelfde moeten hebben....

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan dit?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stel je voor...
Je hebt afgesproken met een goede vriend en hij vertelt je dat hij helemaal klaar is met zijn baan. Hij zegt: "Deze baan is echt waardeloos. Het enige wat ik moet doen, is stapeltjes papier verplaatsen. Zinloos werk! Ik heb besloten niet meer naar mijn werk te gaan. Dan zoek ik wel een andere werkgever, genoeg mogelijkheden om mijn geld te verdienen!" 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op hoe jij zou reageren.

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waar lijkt jouw reactie het meest op?
  1. Bevelen, dirigeren, commanderen 
  2. Waarschuwen, berispen, dreigen 
  3. Vermanen, moraliseren, preken
  4.  Adviseren, oplossingen of suggesties 
  5. De les lezen, beleren, argumenten geven
  6. Oordelen, kritiseren, oneens zijn, beschuldigen 
  7. Prijzen, het ermee eens zijn
  8.  Schelden, belachelijk maken,
  9. Interpreteren, analyseren, diagnose stellen 
  10. Geruststellen, sussen, troosten, ondersteunen 
  11. Doorvragen, ondervragen, vragen stellen 
  12. Uit de weg gaan, afleiden, toegeven, over iets anders praten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dan actief luisteren?
Bij actief luisteren probeer je jouw vriend te begrijpen, wat hij voelt en wat hij eigenlijk wil zeggen. Vervolgens zeg je in je eigen woorden wat je hebt begrepen en geef je jouw vriend de gelegenheid te reageren. Zelf voeg je geen boodschap, dus je  evalueert niet, geeft geen mening, advies, logische oplossing, analyse of vraag. Je geeft alleen maar aan wat je van zijn verhaal hebt begrepen - niets meer en niets minder.

“Dus jij voelt je..."

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communicatie blijft uitdagend!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd over jouw manier van communiceren?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

....en nu gaan we samenwerken

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je van samenwerken?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Als ik ga samenwerken dan:
A
Vertel ik mijn groepje wat wij gaan doen
B
Begin ik gewoon en zie wel hoe het gaat
C
Overleggen wij samen tot de beste strategie
D
Bedenk ik waar ik mijn kwaliteiten voor kan inzetten

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerken
We willen je door het
doen van raadsels iets leren
over het nut van samenwerken. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Raadsel  nr. 1
Probeer het raadsel op de volgende
slide op te lossen. Schrijf je eigen
antwoord en tijd op als je klaar bent.

Slide 25 - Tekstslide

Raadsel 1 is individueel
Raadsel 2 is klassikaal, de studenten schrijven het antwoord individueel op. Het antwoord mogen ze nog niet delen met elkaar. Pas wanneer de tijd is verstreken mogen ze samen tot een conclusie komen. 
Raadsel 3 is in groepjes van 4. 

Laat de studenten pas antwoord geven bij het antwoorden dia
Wees snel! raadsel nr 1.
Martin heeft één van de getallen 1, 2 of 3 in gedachten. Sophie mag één vraag aan Martin stellen om erachter te komen welk van deze drie getallen hij in gedachten heeft. Martin zal op deze vraag echter alleen antwoorden met "ja", "nee", of "ik weet het niet".
Welke vraag moet Sophie aan Martin stellen om in één keer te kunnen achterhalen welk getal hij in gedachten heeft?
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Sophie zou bijvoorbeeld het volgende kunnen vragen aan Martin: "Ik heb het getal 1 of 2 in gedachten. Is het getal dat jij in gedachten hebt groter dan het getal dat ik in gedachten heb?" Het antwoord "ja" betekent dan dat Martin het getal 3 in gedachten heeft, "ik weet het niet" betekent 2, en "nee" betekent 1.
Welke vraag moet Sophie aan Martin stellen om in één keer te kunnen achterhalen welk getal hij in gedachten heeft?

Slide 27 - Open vraag

Sophie zou bijvoorbeeld het volgende kunnen vragen aan Martin: "Ik heb het getal 1 of 2 in gedachten. Is het getal dat jij in gedachten hebt groter dan het getal dat ik in gedachten heb?" Het antwoord "ja" betekent dan dat Martin het getal 3 in gedachten heeft, "ik weet het niet" betekent 2, en "nee" betekent 1.
Probeer het volgende raadsel
met de klas op te lossen!
Schrijf het antwoord en tijd op als
jullie klaar zijn.
De tijd hou je antwoord voor je, hier komen wij later op terug in de les!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Raadsel nr. 2
Gisteravond hebben Heleen en haar man hun buren (twee echtparen) uitgenodigd voor een diner bij hen thuis. De zes personen zaten aan een ronde tafel. Heleen vertelt je het volgende:

"Victor zat links van de vrouw die links zat van de man die links zat van Anna.
Esther zat links van de man die links zat van de vrouw die links zat van de man die links zat van de vrouw die links zat van mijn man.
Jim zat links van de vrouw die links zat van Roger.
Ik zat niet naast mijn man."
Wat is de naam van Heleens man?
stopwatch
00:00

Slide 29 - Tekstslide

Door de tweede uitspraak weten we dat de zes personen aan de tafel zaten in de volgende volgorde (met de klok mee en beginnend bij Heleens man):
Heleens man, vrouw, man, vrouw, man, Esther
Omdat Heleen niet naast haar man zat, moet de situatie als volgt zijn:
Heleens man, vrouw, man, Heleen, man, Esther
De overgebleven vrouw moet Anna zijn, en samen met de eerste uitspraak komen we tot de volgende situatie:
Heleens man, Anna, man, Heleen, Victor, Esther
Vanwege de derde uitspraak kunnen Jim en Roger slechts op een manier geplaatst worden, en weten we nu de volledige volgorde:
Heleens man Roger, Anna, Jim, Heleen, Victor, Esther
Conclusie: de naam van Heleens man is Roger.
Wat is de naam van Heleens man?

Slide 30 - Open vraag

Door de tweede uitspraak weten we dat de zes personen aan de tafel zaten in de volgende volgorde (met de klok mee en beginnend bij Heleens man):
Heleens man, vrouw, man, vrouw, man, Esther
Omdat Heleen niet naast haar man zat, moet de situatie als volgt zijn:
Heleens man, vrouw, man, Heleen, man, Esther
De overgebleven vrouw moet Anna zijn, en samen met de eerste uitspraak komen we tot de volgende situatie:
Heleens man, Anna, man, Heleen, Victor, Esther
Vanwege de derde uitspraak kunnen Jim en Roger slechts op een manier geplaatst worden, en weten we nu de volledige volgorde:
Heleens man Roger, Anna, Jim, Heleen, Victor, Esther
Conclusie: de naam van Heleens man is Roger.
Raadsel nr.3 
Ga in een groep van 2/3
zitten en probeer samen het
volgende raadsel op te lossen.
Schrijf weer jullie antwoord en tijd op!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 machines maken 5 tafels in
5 minuten. Hoe lang doen
100 machines erover om
100 tafels te maken?
stopwatch
00:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel lang doen 100 machines
erover om 100 tafels te maken?

Slide 33 - Open vraag

Door de tweede uitspraak weten we dat de zes personen aan de tafel zaten in de volgende volgorde (met de klok mee en beginnend bij Heleens man):
Heleens man, vrouw, man, vrouw, man, Esther
Omdat Heleen niet naast haar man zat, moet de situatie als volgt zijn:
Heleens man, vrouw, man, Heleen, man, Esther
De overgebleven vrouw moet Anna zijn, en samen met de eerste uitspraak komen we tot de volgende situatie:
Heleens man, Anna, man, Heleen, Victor, Esther
Vanwege de derde uitspraak kunnen Jim en Roger slechts op een manier geplaatst worden, en weten we nu de volledige volgorde:
Heleens man Roger, Anna, Jim, Heleen, Victor, Esther
Conclusie: de naam van Heleens man is Roger.
Met hoe meer mensen ik samenwerk,
hoe sneller ik ben. Hier ben ik het...
A
Mee eens
B
Helemaal niet mee eens

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg je antwoord uit

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Met hoe meer mensen ik samenwerk,
hoe makkelijker een raadsel op te
lossen is. Hier ben ik het...
A
Mee eens
B
Niet mee eens

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg je antwoord uit

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem één situatie waar je wel samen werkt en één situatie waar het beter is om alleen te werken.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerken is een middel om
dingen te bereiken die in je
eentje een stuk lastiger zijn.
Dat is de kracht van de groep!
Het is in sommige situaties beter is om samen te werken, kijk naar het volgende filmpje! 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies