Herhalen 3.1 en 3.2

Leerdoelen 3.1



Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.
Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken.
Je kunt vier manieren van elektronisch betalen noemen.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
economieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen 3.1



Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.
Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken.
Je kunt vier manieren van elektronisch betalen noemen.

Slide 1 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een directe ruil

Slide 2 - Open vraag

Geef een voorbeeld van indirecte ruil.

Slide 3 - Open vraag

Noem de drie functies van geld.

Slide 4 - Open vraag

Vorige saldo ?
BIJ €386
AF 100
Nieuwe saldo = €2100 Bereken de vorige saldo.

Slide 5 - Open vraag

Noem vier manieren van elektronisch betalen.

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen 3.2


Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
Je kunt het verschil tussen een gewone spaarrekening en een spaardeposito uitleggen.
Je kunt rente over een of meerdere maanden berekenen.
Je kunt rente over een of meerdere jaren berekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Noem de drie spaarmotieven

Slide 8 - Open vraag

 gewone spaarrekening, zoals een jongerenspaarrekening
spaardeposito
De rente  kan veranderen. Je kunt je geld storten en opnemen wanneer jij dat wil.
Op deze spaarrekening staat je geld voor een afgesproken tijd vast. In ruil krijg je een vast rentepercentage. Als je je geld tussentijds wilt opnemen, kun je een boete krijgen.

Slide 9 - Sleepvraag

Mustafa heeft € 4.800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 0,4% rente.
Bereken het rente bedrag na 1 jaar.

Slide 10 - Open vraag

Mustafa heeft € 4.800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 0,4% rente. Bereken het rentebedrag na 4 jaar.

Slide 11 - Open vraag