Beroepsoriëntatie les 7: VVT /Justitiële Inrichtingen/AZC en les 8: Ouderen

 Beroepsoriëntatie
Maatschappelijke opvang- Verslaving- Justitiële Inrichtingen - Asielzoekerscentrum
Klassen: 
Datum: 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

 Beroepsoriëntatie
Maatschappelijke opvang- Verslaving- Justitiële Inrichtingen - Asielzoekerscentrum
Klassen: 
Datum: 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Raadsels
Raadsel 1: 
Een cowboy rijdt een stadje in op Vrijdag. Hij blijft drie dagen en vertrekt weer op Vrijdag. Hoe kan dat?


Raadsel 2: 
Een jongen viel van een dertig meter hoge ladder, maar raakte niet gewond. 
Hoe kan dat?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing raadsel
Antwoord raadsel 1: Zijn paard heet Vrijdag.

Antwoord raadsel 2: Hij viel van de onderste trede.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke Opvang

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke Opvang
De maatschappelijke opvang zorgt voor de tijdelijke opvang van mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn. 
Geef voor jezelf antwoord op de volgende vragen:
  1. Hoeveel mensen zijn er dak- en thuisloos in Nederland? 
  2. Hoeveel jongeren zijn er dak- en thuisloos in Nederland?
  3. Is er een verschil tussen dak- en thuisloos zijn?
  4. Wat zouden reden/ oorzaken kunnen zijn om dak- en thuisloos te worden?

We kijken nu naar het programma: Jurre's Date met Ellie - Ellie was dakloos. Kijkvragen:
- Hoe komt het dat Ellie dak- en thuisloos werd?
- Hoe is het met de hulp die Ellie ontving in Nederland?

Slide 5 - Tekstslide

1. 32.000
2. 12.500
3. Er is een verschil tussen dakloos en thuisloos.
U bent dakloos als u:
-geen vaste woonplaats of verblijfplaats heeft
-geen adres om te wonen of te logeren heeft
-niet ingeschreven staat op een adres in het bevolkingsregister.

U bent thuisloos als u steeds wisselt van onderdak of woonplaats. Een thuisloze staat soms wel ingeschreven in het bevolkingsregister. Vaak is dat op het adres van een familielid of kennis waar het meest wordt overnacht. Het kan ook de plek zijn waar spullen staan.

4.
  • Schulden door te hoge woonlasten.
  • Niet goed met geld omgaan en in de schulden terecht komen waardoor men op den duur het huis wordt uitgezet.
  • Huurachterstand.
  • Verslaving aan drugs, alcohol, gokken, koopziek.
  • Brand.
  • Psychiatrische problemen waardoor iemand niet goed voor zichzelf kan of wil zorgen.
  • Uit huis gezet worden na ruzie met partner of ouder(s).
  • Van huis weggelopen.
  • Op de vlucht zijn voor iets of iemand.
  • Echtscheiding of verbroken relaties.

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke opvang
De maatschappelijke opvang zorgt voor de tijdelijke opvang van mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn. Vaak spelen er meerdere problemen waardoor mensen geen dak meer boven hun hoofd hebben. Denk hierbij aan verslaving, werkloosheid, psychische problemen en huiselijk geweld. Het verblijf binnen de opvang biedt op dat moment rust, waardoor mensen kunnen werken aan herstel. De hoeveelheid aan begeleiding en hulp hangt af van de hoeveelheid aan problemen en van de medewerking van de cliënt om tot oplossingen te komen.
Doelstelling:
Het doel van de maatschappelijke opvang is het begeleiden van mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn waardoor er rust ontstaat. Door deze rust kunnen mensen werken aan hun problemen en herstel.
Cliënten:
Maatschappelijke opvang is opvang en begeleiding voor mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn. Deze situatie is meestal ontstaan door meerdere problemen die elkaar beïnvloeden.


Slide 7 - Tekstslide

Theorie uit Boom voor ieder die dit wilt gebruiken bij afwezigheid van boeken.

Verslaving

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnose 
In de DSM V  zijn er 11 criteria waar iemand aan voldoet bij een verslaving.  Zie volgende dia. 

Verslaving - hersenziekte: 

Bij het ontstaan van verslaving zijn verschillende delen van de hersenen betrokken:
- Het beloningscentrum. Dit centrum in de hersenen zorgt ervoor dat je je lekker voelt.
- Het geheugen. Het geheugen zorgt ervoor dat je positieve ervaringen herinnert.
- De nieuwe hersenen. Een deel van de nieuwe hersenen zorgt ervoor dat niet meteen toegegeven wordt aan allerlei verlangens.
Bij mensen die een vergroot risico op verslaving lopen en bij verslaafden functioneren deze delen van de hersenen anders of minder goed. Sommige medicatie kan op deze delen van de hersenen ingrijpen.

Slide 9 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Vertaal ook dit naar je eigen woorden en naar dit van je klas.
Betrek daarbij woorden als gevoeligheid, (erfelijkheid) 


Achtergrondinfo:
Verslaving valt onder de psychische ziektebeelden.
De één heeft een grotere kans op verslaving dan de ander. Bij mensen waar de kans op verslaving groter is, werken bepaalde delen in de hersenen anders of minder goed. Het beloningssysteem in de hersenen is hierbij erg belangrijk. Als dit minder goed werkt is iemand minder in staat om te genieten. Het gebruik van drugs levert dan een positieve ervaring op en dat maakt iemand vatbaarder voor verslaving. Voor een deel is dit genetisch bepaald.


Kenmerken volgens DSM V- 11 criteria 
  • Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
  • Meerdere mislukte pogingen gedaan om te minderen of te stoppen.
  • Veel tijd nodig hebben voor het gebruik en herstel.
  • Sterk verlangen voelen om te gebruiken. ''Hunkeren'' ook wel craving genoemd 
  • Door gebruik tekortschieten op werk, tijdens studie of thuis.
  • Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak.


  • Hobby’s, sociale activiteiten of werk opgeven door gebruik.
  • Voortdurend gebruiken, zelfs als iemand daardoor in gevaar komt.
  • Voortdurend gebruiken, ondanks dat iemand weet dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of verergert.
  • Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen (tolerantie).
  • Onthoudingsverschijnselen ervaren, die minder hevig worden door meer te gebruiken 

Slide 10 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Bij de rode woorden stilstaan! Dit zijn begrippen!


Wanneer kan je dan verslaafd worden? 
- Alle lagen van de bevolking. 

In de westerse maatschappij wordt er vaak gekeken naar verslaving vanuit bio-psychosociale model: 

Drie componenten spelen een rol: 
- Erfelijkheid (aanleg voor gevoeligheid) (BIO)- genetische aanleg 
- Persoonlijkheidsontwikkeling (PSYCHO)- persoonlijke ontwikkeling 
- Omgevingsfactoren (SOCIAAL)  - omstandigheden (vrienden, omgeving, gezin) 

Slide 11 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Vertaal ook dit naar je eigen woorden en naar dit van je klas.
Betrek daarbij woorden als gevoeligheid, (erfelijkheid) 


Achtergrondinfo:
Verslaving valt onder de psychische ziektebeelden.
De één heeft een grotere kans op verslaving dan de ander. Bij mensen waar de kans op verslaving groter is, werken bepaalde delen in de hersenen anders of minder goed. Het beloningssysteem in de hersenen is hierbij erg belangrijk. Als dit minder goed werkt is iemand minder in staat om te genieten. Het gebruik van drugs levert dan een positieve ervaring op en dat maakt iemand vatbaarder voor verslaving. Voor een deel is dit genetisch bepaald.


Asielzoekers

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Asielzoekers
 In een asielzoekerscentrum worden cliënten tijdelijk opgevangen in afwachting van het wel of niet verkrijgen van een verblijfsvergunning. Veel asielzoekers hebben in het land van herkomst te maken met oorlog. Denk hierbij aan Syrië en Oekraïne. Mensen kunnen ook vluchten omdat ze in het land van herkomst worden vervolgd vanwege hun ras, godsdienst, nationaliteit, seksuele geaardheid of politieke overtuiging. 

Als maatschappelijk zorg medewerker kun je in een asielzoekerscentrum werken/ stage lopen. Jij ondersteunt de cliënten door informatie aan vluchtelingen verstrekken en praktische ondersteuning te bieden bij vragen en problemen omtrent huisvesting, financiën, gezondheidszorg, (taal)onderwijs ect.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijkvragen bij filmfragment

- Wat vind jij van de omstandigheden waarin kinderen wonen in de AZC's?

- Had je dit verwacht?

Slide 14 - Tekstslide

In de afbeelding hierboven staat weergegeven hoe het communicatieproces verloopt. 

Je ziet dat de volgende aspecten betrokken zijn bij het communicatieproces:
  • de zender
  • de boodschap
  • de ontvanger
  • het medium
  • coderen
  • decoderen.
De aspecten worden hieronder verder toegelicht.

Zenden en ontvangen
Degene die communiceert, is de zender. De zender is de persoon die informatie zendt aan de Ontvanger. Deze ontvangt de informatie. De informatie noem je de boodschap. De zender zet de boodschap die hij wil geven om in een code. Deze code kan bestaan uit woorden, gebaren, mimiek of lichaamshouding. De ontvanger ontvangt de code en decodeert de code. Dit betekent dat hij probeert vast te stellen wat de zender bedoelt. De ontvanger reageert vervolgens op wat de zender communiceert. Hij communiceert op welke manier hij de boodschap heeft geïnterpreteerd of opvat. Dit noem je feedback. De ontvanger is nu de zender geworden en de zender de ontvanger.

Medium
Je kunt je boodschap ook overbrengen met een medium. Je gebruikt dan een bepaald middel om de boodschap over te brengen. Voor het onderhouden van het contact en voor zaken die niet echt dringend zijn, kun je dan kiezen voor gebruik van communicatiemiddelen. Denk hierbij aan een telefoontje, WhatsApp of een bericht op Facebook. Je kunt zo op een makkelijke manier familie en betrokkenen informeren. Tegenwoordig zijn hiervoor apps beschikbaar die speciaal ontwikkeld zijn voor de zorg en bijvoorbeeld de privacy waarborgen.

Welk medium
Gebruik van een medium is niet altijd een geschikte keuze. Een groot deel van de boodschap die je wilt overbrengen kan namelijk verloren gaan omdat je geen lichaamstaal ziet. Je kunt niet zien hoe de ontvanger reageert op je boodschap. Hierdoor is de kans op verstoring in de communicatie groter. Vooral als het gaat over belangrijke dingen of zaken die haast hebben, is persoonlijk contact belangrijk. Vaak werkt een persoonlijk gesprek dan het best. Misschien is dit niet altijd mogelijk omdat familie bijvoorbeeld in het buitenland woont. Je kunt deze dan toch persoonlijk informeren door gebruik te maken van videobellen of virtueel contact. Denk altijd goed na over de keuze van het medium dat je gebruikt. Maak ook duidelijke afspraken met elkaar welk medium waarvoor gebruikt wordt.

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Asielcentrum (professional maatschappelijk zorg H 2.1)
Een asielzoekerscentrum (azc) is een opvangcentrum voor asielzoekers die tijdelijk in een land verblijven tot er over de asielaanvraag is beslist. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is in Nederland verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van asielzoekers.


Het COA is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Het doel van het COA is om asielzoekers te begeleiden naar een toekomst in Nederland of het land van herkomst.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met elkaar in gesprek
d.m.v. stellingen
  1. Als de oorlog voorbij is, moeten vluchtelingen terug naar hun eigen land.
  2. Asielkinderen die minimaal vijf jaar in Nederland zijn moeten een verblijfsvergunning krijgen.

Slide 17 - Tekstslide

Stelling.

Ga staan als je het ermee eens bent.

Bespreek elke stelling kort.
Justitiële inrichtingen
 4 lesuren (4x45 min)  

Slide 18 - Tekstslide

Deel 1; 90 minuten
Doel justitiële inrichtingen

Doelstelling
Justitiële inrichtingen hebben als doel de samenleving veiliger te maken door mensen die een delict hebben gepleegd op te sluiten en te begeleiden om na de straf een nieuw bestaan op te bouwen.

Cliënten
Binnen justitiële jeugdinrichtingen heb je te maken met diverse leeftijden, achtergronden en zwaarte van het delict. Zo kun je te maken krijgen met jongeren binnen een justitiële jeugdinrichting en mensen met psychische problemen binnen een tbs-kliniek. 

De aanpak verschilt per cliënt. Dit ligt onder andere aan de zwaarte van de straf, of een cliënt minderjarig is en het feit of de cliënt wil meewerken.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ouderenzorg
4 lesuren (3x 45 min)

Slide 21 - Tekstslide

Deel 2: 90 minuten
Ouderenzorg
Klassen: 
Datum: 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ouderenzorg

Slide 24 - Tekstslide

Aan de hand van deze afbeelding voorkennis checken. En in gesprek gaan... Wat is hun beeld van een oudere?
Wanneer ben je een oudere?
Waar hebben oudere mensen moeite mee?

Ouderenzorg
Ouderenzorg richt zich op ondersteuning, zorg en verpleging van mensen die door ouderdom niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Het kan daarbij gaan om onder andere hulp in de huishouding, wijkverpleging of ondersteuning bij het dagelijks leven (dagbesteding).

Doelstelling
Met alle hervormingen binnen de wetgeving wil de overheid dat ouderen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Dit is mogelijk door mantelzorgers en vrijwilligers die helpen. Als thuis wonen niet meer mogelijk is, dan kunnen ouderen naar een aanleunwoning of verpleeghuis. Een aanleunwoning is een (huur)woning voor ouderen. De woning ligt dichtbij een instelling voor ouderenzorg. Verpleeghuizen bestaan vrijwel niet meer. De overheid wil mensen zo lang mogelijk thuis laten wonen. Alleen als dit echt niet meer mogelijk is, is een opname in een verpleeghuis mogelijk.

Cliënten
Bij cliënten binnen de ouderenzorg is er vaak sprake van meerdere problemen waarbij hulp en ondersteuning nodig is. Denk hierbij aan moeilijk kunnen lopen, slecht kunnen zien, hartproblemen, somberheid en eenzaamheid.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ouderenzorg en Dementie
Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen (een syndroom) waarbij de
verwerking van de informatie in de hersenen is verstoord.
Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes.
De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer.

Dementie is een progressieve ziekte. Diagnose wordt gesteld bij:
- Geheugenstoornissen 
- Verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren of te herinneren 
- Één of meer van de volgende cognitieve stoornissen: Afasie, Apraxie, Agnosie, stoornis in uitvoerende functies. 
- 1 op de 5 ouderen krijgt dementie.




Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmfragment
We bekijken een filmfragment over een jong dementerende man en zijn gezin. Kijkvragen:

- Dementie is een progressieve ziekte. Kun jij dit uitleggen?

- Heb jij wel eens te maken gehad met dementie in jouw omgeving?

- Wat vond je van het filmfragment?

- Zou je in de ouderenzorg willen werken?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Ervaringsoefening: we bekijken de inhoud van de koffer voor degene die willen ervaren hoe het is om een ouderdomsziekte te hebben.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen check
Iedereen benoemd 1 woord wat hij zij geleerd heeft tijdens deze les.

Iedereen benoemd 1 woord over hoe zij de les heeft ervaren.

In beide gevallen mag elk woord. maar 1 keer worden gebruikt!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies