rekenen met letters 3

Letter rekenen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Letter rekenen

Slide 1 - Tekstslide

We beginnen met letters die een bepaald getal zijn.

De a= nu 10 waard
De b= nu 15 waard


Slide 2 - Tekstslide

a= 10
b= 15
Wat is het antwoord op de som?
2 x a =
A
30
B
20
C
10
D
40

Slide 3 - Quizvraag

Nu is a=5

Dus een som als deze:
a+a+a+a= 20 kan je nu oplossen.

In de wiskunde schrijven ze nu geen a+a+a+a meer.
Ze schrijven 4a, daarmee bedoelen ze 4x een a.

Dus 4a = 4x5 = ??


Slide 4 - Tekstslide

a=10   b=15
Kijk eens naar de voorbeeldsommen
3a = 3 x 10 = 30

6b = 6 x 15 = 90

Slide 5 - Tekstslide

b= 9 (b is dus 9 waard)
3b =

Slide 6 - Open vraag

a=4
5a =

Slide 7 - Open vraag

Bij de volgende sommen moet je eerst stap voor stap rekenen. 
a= 4 en c=8

Voorbeeldsom:  3a + 2c=

Eerst 3a dat is 3x4=12
Dan 2c dat is 2x8=16

De som wordt dan 12+16= 28

Slide 8 - Tekstslide

a=2 b=5
3a + 2b =

Slide 9 - Open vraag

a=9  b=7  c=1     (de cijfers en letters kunnen wisselen maar staan altijd van te voren aangegeven)

3a+2b+2c=
3a =3x9=27
2b =2x7=14
2c = 2x1= 2          3a+2b+2c=43


Slide 10 - Tekstslide

a=3 b=5 p=9
3a + 2b +p =

Slide 11 - Open vraag

a=9
a+12=

Slide 12 - Open vraag

Je kan er ook minsommen mee maken.

B= 25

Bijvoorbeeld: 
2b-10=  
2b= 2x25= 50
dan doe je 50-10= 40

Slide 13 - Tekstslide

a=7
3a-12=

Slide 14 - Open vraag

Nog een stap verder:
b=11  c=9

3b-2c=

3xb=33
2xc= 18

De som 3b-2c= dus niets anders dan 33-18=15

Slide 15 - Tekstslide

Nu jij weer: d=10 c=9
3d-3c=

Slide 16 - Open vraag

Bedenk zelf een som met letters

Slide 17 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk aan letter rekenen?

Slide 18 - Open vraag