rekenen met letters 2

Letter rekenen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Letter rekenen

Slide 1 - Tekstslide

We beginnen met letters die een bepaald getal zijn.

De a= nu 5 waard
De b= nu 10 waard

Bij de letters van deze les, wordt eerst uitgelegd hoeveel ze waard zijn.

Slide 2 - Tekstslide

a= 5
b= 10
Wat is het antwoord op de som?
2 x a =
A
15
B
10
C
5

Slide 3 - Quizvraag

Deze vorige som was makkelijk: het antwoord 10
Nu is a=5

Dus een som als deze:
a+a+a+a= 20 kan je nu oplossen.

In de wiskunde schrijven ze nu geen a+a+a+a meer.
Ze schrijven 4a  daarmee bedoelen ze 4x een a.
Dus (4 x 5) want de a heeft als waarde 5.
 4a=20


Slide 4 - Tekstslide

a=5   b=10
Kijk eens naar de voorbeeldsommen
3a = 3 x 5 = 15

6b = 6 x 10 = 60

Slide 5 - Tekstslide

nu jij b= 6 (b is dus 6 waard)
3b =

Slide 6 - Open vraag

a=3
5a =

Slide 7 - Open vraag

Bij de volgende sommen moet je eerst stap voor stap rekenen. 
a= 2 en c=4

Voorbeeldsom:  3a + 2c=

Eerst 3a dat is 3x2=6
Dan 2c dat is 2x4=8

De som wordt dan 6+8= 14

Slide 8 - Tekstslide

a=2 b=5
3a + 2b =

Slide 9 - Open vraag

We gaan het nog wat moeilijker maken door drie letters te geven.

a=3  b=7  c=1     (de cijfers en letters kunnen wisselen maar staan altijd van te voren aangeven)

3a+2b+2c=
3a =3x9=27
2b =2x7=14
2c = 2x1= 2          3a+2b+2c=43


Slide 10 - Tekstslide

a=4 b=5 p=2
3a + 2b +p =

Slide 11 - Open vraag

a=7
a+13=

Slide 12 - Open vraag

Je kan er ook minsommen mee maken.

B= 20

Bijvoorbeeld: 
2b-10=  
2b= 2x20= 40
dan doe je 40-10= 30

Slide 13 - Tekstslide

a=7
3a-12=

Slide 14 - Open vraag

Nog een stap verder:
b=8  c=6

3b-2c=

3xb=24
2xc= 12

De som 3b-2c= dus niets anders dan 24-12=12

Slide 15 - Tekstslide

Nu jij weer: d=10 c=3
3d-3c=

Slide 16 - Open vraag

Bedenk zelf een som met letters

Slide 17 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk aan letter rekenen?

Slide 18 - Open vraag