Thema 5 Les 3 Grammatica

H5 - Nederlands Klas 4
Grammatica
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5 - Nederlands Klas 4
Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen/plannen
  • Wanneer gebruik je een komma?
  • Wanneer gebruik je een dubbele punt?
  • Samenstellingen... Hoe doe je dit op de juiste manier? 

Slide 2 - Tekstslide

Samenstelling
Samenstelling = woord wat is opgebouwd uit meerdere woorden. 
Voorbeeld : Vakantie + pret = vakantiepret
                          Tent, stok en haakje = Tentstokhaakje

Slide 3 - Tekstslide

Maak een samenstelling

hotel
ijs
reis
vakantie
tent
Maak een samenstelling

stok
pret
budget
machine
kamer

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
  • Bedenk 6 woorden die een samenstelling zijn. 
  • Noteer op je blaadje/in je schrift eerst de losse woorden.
  • Let op je spelling! 

Slide 5 - Tekstslide

Koppelteken 1
Soms kan het aaneenschrijven van woorden problemen opleveren. En worden de woorden onleesbaar. 

Bijvoorbeeld : Vakantie + uittocht = Vakantieuittocht
Dan gebruik je een koppelteken = Vakantie - uittocht 

Slide 6 - Tekstslide

Koppelteken 2
Je gebruikt ook een koppelteken wanneer één van de woorden een afkorting is: 

Bijvoorbeeld : tv - programma  
                             
 S - bocht 
                                

Slide 7 - Tekstslide

Maken opdracht 9 blz. 126
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Nog meer moeilijke samenstellingen
  • Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud eindigt op -en, dan krijgt de samenstelling dat ook:
Kip en fokkerij --> kippenfokkerij
woord boek --> woordenboek
  • Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud eindigt op zowel -en als -s, dan krijgt de samenstelling
    een -e: Groente soep --> groentesoep

Slide 9 - Tekstslide

Maken opdracht 10 + 11 blz. 127 + 128
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Nog meer moeilijke samenstellingen
  • Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op -eren eindigt, dan schrijf je in de samenstelling -er-:
kinderprogramma --> meervoud is kinderen
  • Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar een persoon of zaak waar er maar één van bestaat dan schrijf je een -e-:
Zonnestralen --> er is maar 1 zon
  • Als een samenstelling bestaat uit 2 zelfstandige naamwoorden krijgt een -s- als je die ook hoort: mening verschil --> meningsverschil

Slide 11 - Tekstslide

Maken opdracht 12 t/m 15 blz. 128 t/m 131
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Heb je alles begrepen??

Slide 13 - Tekstslide