4.3 Omzet en winst Havo

4 Produceren
4.3 Omzet en winst
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 Produceren
4.3 Omzet en winst

Slide 1 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Omzet en winst berekenen met de volgende leerdoelen:
  • De omzet van een bedrijf berekenen
  • De kostprijs en de verkoopprijs berekenen
  • De verkoopprijs inclusief en exclusief  BTW berekenen
  • De bruto- en nettowinst berekenen

Slide 2 - Tekstslide

4.2  Kosten
Huiswerk controle



Opgave: 21 t/m 23

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Wat levert het op?

  • De omzet (TO) is de totale opbrengst van je verkoop.
  • De afzet (Q) is het aantal verkochte producten.
  • De verkoopprijs (P) is de prijs waarvoor je verkoopt.

omzet = afzet x verkoopprijs
TO = P x Q

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Een bedrijf verkoopt 8000 producten tegen een verkoopprijs van € 15,-. 

Wat is de omzet?

  • Antwoord: 8000 x € 15,- = € 120.000 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Een dierenarts heeft een omzet van € 110.000 per jaar. Daarvan verdient ze € 75.000 met de verkoop van medicijnen. De rest van de omzet komt uit consulten. Eén consult kost
€ 50. 
Hoeveel consulten doet deze dierenarts per jaar?
  • Antwoord: (€110.000-€75.000)/€50 = 700 consulten

Slide 9 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Van kostprijs naar verkoopprijs

  • De kostprijs is de prijs die het kost om één product te maken.
  • De winstmarge is een percentage van de kostprijs en een vergoeding voor de ondernemer.
  • De verkoopprijs is de kostprijs en de winstmarge bij elkaar opgeteld.




Slide 10 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Kostprijs
De kosten die je maakt om te produceren zijn:
  • vaste kosten (constante kosten)
  • variabele kosten

kostprijs per product = (vaste kosten : aantal verkochte producten) + variabele kosten per porduct

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Van een bedrijf zijn de vaste kosten € 7.000, de variabele kosten per product zijn € 0,30. Het bedrijf produceert
35.000 producten. Wat is de kostprijs per product?

  • Antwoord: €7.000/35.000= €0.20 (constante kosten per product)
  • €0,30 + €0,20= €0,50 kostprijs per product.

Slide 12 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Verkoopprijs
Kostprijs per product:
  • Variabele kosten per product
  • Constante kosten per product



Verkoopprijs per product:
Kostprijs per product
Winstmarge                    +  (vaak in % van de kostprijs)
Verkoopprijs

Slide 13 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Kostprijs berekenen:
Van een bedrijf zijn de vaste kosten €5.000, de variabele kosten per product zijn €0,60. Het bedrijf produceert 4.000 producten. De kostprijs =  

Verkoopprijs berekenen:
Gebruik de kostprijs van hierboven. De winstmarge is 25% van de kostprijs. De verkoopprijs = 

Omzet:
Wat is de omzet van het bedrijf hierboven? De omzet =
timer
3:30

Slide 14 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Verkoopprijs
De winstmarge is 50% van de kostprijs. De verkoop prijs is 5 euro. bereken de kostprijs. 
  • Antwoord: 5 euro / 150 * 100 = 3,33... euro (wat na van komt is altijd 100%)

  • De winst marge is 30% van de verkoop prijs. Verkoopprijs is 3 euro. Bereken de kostprijs.
  • Antwoord: 3 euro / 100 * 70 = 2,10 euro (wat na van komt is altijd 100%)

Slide 15 - Tekstslide

   kostprijs  
€ 0,80
verkoopprijs
€ 1,20
winstmarge
+ € 0,40

Slide 16 - Tekstslide

We willen t-shirts verkopen, deze hebben een kostprijs van 4 euro. We gebruiken een winstmarge van 80%.

Wat word de verkoopprijs?

Slide 17 - Open vraag

4.3 Omzet en winst
Oefenen


  • Maak oefening 25 t/m 30

timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Omzet en winst berekenen met de volgende leerdoelen:
  • De omzet van een bedrijf berekenen
  • De kostprijs en de verkoopprijs berekenen
  • De verkoopprijs inclusief en exclusief  BTW berekenen
  • De bruto- en nettowinst berekenen

Slide 19 - Tekstslide

4.1 Produceren
Huiswerk controle



Opgave: 25 t/m 30

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de afzet van een bedrijf?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de omzet van een bedrijf?

Slide 28 - Open vraag

4.3 Omzet en winst
Met of zonder btw?
BTW:
  • 0% tarief: zonnepanelen en onderwijs
  • 9% tarief voedingsmiddelen, water, en boeken
  • 21% tarief de andere producten die niet vallen onder 9% 



Bedrijven rekenen verkoopprijs exclusief BTW voor hun omzet

Slide 29 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Accijns
Accijns: belastingen op producten waarvan de overheid het gebruik wil ontmoedigen:
  • Tabak
  • Alcoholische dranken
  • Benzine

Slide 30 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Inclusief btw / exclusief btw
  • 9%                  (9 / 100) + 1  =  1,09
  • 21%                (21 / 100) + 1 =  1,21

Slide 31 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Inclusief btw / exclusief btw

Een fiets koster €560 exclusief 21%-btw. Wat is de verkoopprijs van de fiets inclusief btw?
  • Antwoord: €560 x 1,21 = €677,6 inclusief btw.

  • Een auto kost €10.000 inclusief 21%-btw. wat is de verkoopprijs van de auto exclusief btw?
  • Antwoord: €10.000 : 1.21 = €8.264,46

  • Een boek kost €15,99 inclusief 9%-btw. wat is de verkoopprijs van het boek exclusief btw?
  • Antwoord: €15,99 : 1,09 = €14,67

Slide 32 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Bruto- en nettowinst
  • Omzet = verkoopprijs x aantal verkochte producten. (TO = P x Q)
  • Inkoopwaarde van de omzet = inkoopprijs x aantal verkochte producten.
  • Brutowinst = het bedrag dat overblijft als je de inkoopwaarde van de omzet afhaalt van de omzet. (Omzet - inkoopwaarde van de omzet= b.w.)
  • Nettowinst = het bedrag dat overblijft nadat alle kosten van de brutowinst zijn afgetrokken. (Brutowinst - bedrijfskosten= nettowinst)




Slide 33 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Bruto- en nettowinst
Stel je verkoopt 1.000 T-shirts voor €82,89 per stuk (inclusief 21%-btw). De inkoopwaarde van 1 T-shirt is €30. 
  • Bereken de Brutowinst van dit bedrijf.
  • Antwoord= €82,89 : 1,21 x 1000= €68.504,13 - 1.000 x €30 = €38.504,13
  • Ook heb je Huurkosten van €10.000, personeel kosten van €15,000 en verpakking kosten van €5,20 per verkochte T-shirt.
  • Bereken de netto winst van dit bedrijf.

Slide 34 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Schematische weergave

Slide 35 - Tekstslide

4.3 Omzet en winst
Oefenen

  • Maak oefening 32, 33, 34, 35 en 36

timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video