4.3 Omzet en winst (HAVO 3)

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

4.3 Omzet en winst (HAVO 3)

LTH3c

Planning 

- Terugblik paragaaf 4.2

- Uitleg paragaaf 4.3

- Aan de slag 

- Terugblik en afsluiting 

Kies een bedrijf en schrijf in tweetallen zoveel mogelijk kosten op die je kunt bedenken.

Leg het verschil uit tussen de inkoopwaarde van de omzet en de bedrijfskosten. Geef hierbij een voorbeeld.

Wat gebeurt er met de inkoopwaarde als de omzet stijgt?

Een machine is aangeschaft voor €200.000 euro. Na zes jaar levert de machine bij verkoop nog €20.000 euro op. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?

Huiswerk maken! 

Ga aan de slag met de opdrachten van 4.2: 

- 14 en 15 horend bij leerdoel 1!

- 16 en 17 horend bij leerdoel 2!

- 19 en 20 horend bij leerdoel 3!

- 22 en 23 horend bij leerdoel 4! 

Leerdoelen 4.3

- De omzet kunnen berekenen

- De kostprijs en verkoopprijs kunnen berekenen

- Prijs inclusief en exclusief BTW berekenen

- Bruto- en nettowinst berekenen

Omzet berekenen

- Afzet en de prijs

- Verkoopwaarde of de totale opbrengst

- Omzet = afzet x verkoopprijs of TO = P x Q

- Bedrijven en omzet verhogen

- Verkoopprijs verhogen of de afzet 

Een bedrijf heeft een afzet van 15.000 stuks. De verkoopprijs is €20 euro. Wat is de omzet?

Een bedrijf heeft een omzet van €20.000 euro. De verkoopprijs is €20 euro per stuk. Wat is de afzet?

Van kostprijs naar verkoopprijs

- Verkoopprijs bepalen aan de hand van kostprijs

- Kostprijs zijn de kosten om een product te maken

- Kostprijs = Constante kosten: aantal producten + variabele kosten per product

- Stelt een bedrijf vast om vervolgens de verkoopprijs te bepalen 

De constante kosten zijn €2.000 euro. De variabele kosten zijn €0,30 cent per stuk. Er worden 1.000 stuks gemaakt. Wat is de kostprijs per product?

Van kostprijs naar verkoopprijs

- Kostprijs naar verkoopprijs 

- Kosten terug verdienen en winst maken

- Winstmarge in ruil voor ondernemerschap (procenten)

- Inkomen of investeren

-  Verkoopprijs = Kostprijs + winstmarge

De kostprijs is €0,80 cent. De ondernemer heeft een winstmarge doorgevoerd van 40% van de kostprijs. Wat is de verkoopprijs?

BTW en accijns

- BTW (belasting over de toegevoegde waarde)

- Opgeteld bij de verkoopprijs

- Bedrijven dragen het af aan de belastingdienst

- Buitenbeschouwing van winst berekenen

- Drie tarieven van belasting (laag/midden/hoog)

- Accijns en milieuheffingen, belastingen om gebruik te ontmoedigen

De prijs exclusief BTW is €200 euro. Het percentage BTW is 21%. Wat is de verkoopprijs inclusief BTW?

De prijs inclusief BTW is €400 euro. Het percentage BTW is 9%. Wat is de verkoopprijs exclusief BTW?

Een bedrijf verkoopt 1.500 stuks tegen een prijs van €20 euro. De inkoopwaarde was €3.000 euro en de bedrijfskosten €5.000. Wat is de nettowinst?

Huiswerk maken! 

Ga aan de slag met de opdrachten van 4.3: 

- 25 en 26 horend bij leerdoel 1!

- 28 en 29 horend bij leerdoel 2!

- 31 en 32 horend bij leerdoel 3!

- 34 en 35 horend bij leerdoel 4!

- Maak 2 opdrachten uit de rekentrainer van H4! (a.d.h.v. lastige leerdoelen)

Rekentrainer H4

- 1 horend bij 4.1

- 2 horend bij 4.2

- 3,4,5 en 6 horend bij 4.3 

Leerdoelen 4.3

- De omzet kunnen berekenen

- De kostprijs en verkoopprijs kunnen berekenen

- Prijs inclusief en exclusief BTW berekenen

- Bruto- en nettowinst berekenen

Terugblik en afsluiting

• Terugblik paragaaf 4.2
• Paragaaf 4.3 
• Volgende les! (afronden 4.3 + rekentrainer)
• Vragen? Opmerkingen?