Overig
1 / 39
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 9 - Open vraag
2. Op welke manier trekt de schrijver de aandacht in de inleiding?
Slide 10 - Open vraag
3. Noteer de kernzin van alinea 2.
Slide 11 - Open vraag
4. Is de rest van alinea 2 toelichting of voorbeeld?
A
Toelichting
B
voorbeeld
Slide 12 - Quizvraag
5. Leg je antwoord op vraag 4 uit.
Slide 13 - Open vraag
6. Welk deelonderwerp past het best bij alinea 3?
A
Eigenschappen stokstaart
B
Lichamelijke kenmerken stokstaart
Slide 14 - Quizvraag
7. Leg je antwoord op vraag 6 uit.
Slide 15 - Open vraag
8. Noteer de kernzin van alinea 4.
Slide 16 - Open vraag
9. Bestaat de rest van alinea 4 uit toelichting of voorbeelden?
A
Toelichting
B
Voorbeelden
Slide 17 - Quizvraag
10. Leg je antwoord op vraag 9 uit.
Slide 18 - Open vraag
11. Welke zin van alinea 5 is de kernzin?
A
De eerste zin
B
De laatste zin
Slide 19 - Quizvraag
12. Is de laatste alinea een goede slotalinea? Waarom wel/niet?
Slide 20 - Open vraag
13. Wat is het tekstdoel van deze tekst?
Slide 21 - Open vraag
14. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Stokstaartjes in Afrika.
B
De stokstaartjes in Afrika passen zich aan aan hun leefomgeving met behulp van hun sociale gedrag en lichaamskenmerken.
C
De stokstaartjes in Afrika passen zich aan aan hun leefomgeving.
D
De stokstaartjes in Afrika zijn sociaal en hebben bepaalde lichaamskenmerken.
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 24 - Open vraag
2. Schrijf de twee deelonderwerpen van de tekst op.
Slide 25 - Open vraag
3. Noteer de hoofdzaken van de tekst.
Slide 26 - Open vraag
4. Wat is het tekstdoel?
Slide 27 - Open vraag
Tot slot:
Wat ik heb onthouden over de les is ...
Wat ik heb onthouden over de les is ...
Slide 28 - Open vraag
Slide 29 - Tekstslide
1. Op welke manieren trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
Hij kondigt het onderwerp aan.
B
De aanleiding voor het schrijven noemen.
C
Een anekdote vertellen
D
Vragen stellen
Slide 30 - Quizvraag
3. Is onderstaande zin uit alinea 3 een hoofdzaak of bijzaak?
De topsnelheid is 32 kilometer per uur, heel wat in die tijd.
De topsnelheid is 32 kilometer per uur, heel wat in die tijd.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 31 - Quizvraag
4. Is onderstaande zin uit alinea 3 een hoofdzaak of bijzaak?
Het succes van de Quadricycle trekt investeerders aan, die Ford helpen om in 1899 zijn eigen autofabriek op te zetten.
Het succes van de Quadricycle trekt investeerders aan, die Ford helpen om in 1899 zijn eigen autofabriek op te zetten.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 32 - Quizvraag
5. Past het tussenkopje 'Betaalbaar' boven alle alinea's die eronder staan? Leg je antwoord uit.
Slide 33 - Open vraag
6. Alinea 8 is de laatste alinea van de tekst. Is dit een echte slotalinea? Leg je antwoord uit.
Slide 34 - Open vraag
7. Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 35 - Open vraag
Slide 36 - Tekstslide
8. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Vooral de mannetjes zijn populair.'
'Vooral de mannetjes zijn populair.'
Slide 37 - Open vraag
9. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Hun achterwerken zijn ronder en groter en dus nog schattiger dan die van vrouwtjes.'
'Hun achterwerken zijn ronder en groter en dus nog schattiger dan die van vrouwtjes.'
Slide 38 - Open vraag
10. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Ik kan gewoon niet stoppen met glimlachen als ik ze zie.'
'Ik kan gewoon niet stoppen met glimlachen als ik ze zie.'
