Extra les voor examen
1 / 31
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
ab
A
vanaf
B
af
Slide 2 - Quizvraag
außer
A
uit
B
buiten
C
behalve
D
van
Slide 3 - Quizvraag
einschließlich
A
ingesloten
B
inclusief
Slide 4 - Quizvraag
hinter
A
hint
B
achter
Slide 5 - Quizvraag
Seit
A
sinds
B
tijd
Slide 6 - Quizvraag
wegen
A
wegen
B
vanwege
C
wegens
D
weeg
Slide 7 - Quizvraag
bzw. Staat voor:
A
Beziehungsweise =respectievelijk
B
Zum Bespiel =bijvoorbeeld
Slide 8 - Quizvraag
dass
A
het
B
dat
C
das (dier)
Slide 9 - Quizvraag
auch
A
ook
B
blauw
Slide 10 - Quizvraag
Ich darf niet rauchen von meinem Arzt.
A
Ik durf niet te roken volgens mijn arts.
B
Ik mag niet roken van mijn arts.
Slide 11 - Quizvraag
darf is een vervoeging van het hele werkwoord dürfen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Dürfen betekent:
A
mogen (toestemming)
B
durfen
Slide 13 - Quizvraag
ihr dürft is goed gespeld en betekent jullie mogen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
brauchen
A
nodig hebben
B
gebruiken
Slide 15 - Quizvraag
Brauchen betekent ook hoeven
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Es gibt:
A
er is/er zijn
B
zij geeft
Slide 17 - Quizvraag
sie gibt
A
zij geeft
B
er is / er zijn
C
zij geven
Slide 18 - Quizvraag
nimmt komt van het werkwoord nehmen
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Ausbildung
A
Uitbeelding
B
Opleiding
Slide 20 - Quizvraag
erforderlich
A
bevorderlijk
B
vereist
Slide 21 - Quizvraag
zerstören
A
vernielen
B
verstrooien
Slide 22 - Quizvraag
das Ergebnis
A
het resultaat
B
het gegeven
Slide 23 - Quizvraag
anstrengend = vermoeiend/druk/inspannend
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quizvraag
der Klimawandel = de klimaatverandering
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Heb je examens geoefend in de vakantie?
Slide 26 - Open vraag
Hoe ging dat?
Slide 27 - Open vraag
Welke heb je geoefend?
Slide 28 - Open vraag
Heb je nu een vraag, stel ze hier
