Hoe wordt de vraag naar een specifiek merk van een bepaald product genoemd?
A
Potentiële vraag
B
Additionele vraag
C
Afgeleide vraag
D
Selectieve vraag
Slide 7 - Quizvraag
Hoe wordt de totale vraag naar een bepaald product genoemd?
A
Additionele vraag
B
Potentiële vraag
C
Effectieve vraag
D
Initiële vraag
Slide 8 - Quizvraag
Welk economisch niveau heeft betrekking op een bepaalde branche of bedrijfstak?
A
De macro-economie
B
De meso-economie
C
De micro-macro-economie
D
De micro- economie
Slide 9 - Quizvraag
Welke bewering is juist?
A
Een verkopersmarkt komt vaak voor in een recessie
B
In een kopersmarkt is het aanbod groter dan de vraag
C
In een verkopersmarkt ligt de macht bij de kopers en niet bij de verkopers
D
In een verkopersmarkt is er vaak sprake van overproductie
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn de kenmerken van een monopolistische concurrentie?
A
Een beperkt aantal aanbieders van homogene producten
B
Een groot aantal aanbieders van homogene producten
C
Een groot aantal aanbieders van heterogene producten
D
Een beperkt aantal aanbieders van heterogene producten
Slide 11 - Quizvraag
Iemand besluit in de winkel om toch maar geen nieuwe trui te kopen en koopt in plaats daarvan een nieuwe jas. Van welk concurrentieniveau is hier sprake?
A
Concurrentie op productniveau
B
Concurrentie op generiek niveau
C
Concurrentie op merkniveau
D
Concurrentie op behoefteniveau
Slide 12 - Quizvraag
Een bedrijf heeft een aantal mogelijkheden voor wat betreft het concurrentiegedrag. Deze mogelijkheden zijn:
A
Marktleider, marktonderzoeker, marktvolger en marktuitdager
B
Marktleider, marktvolger, marktonderzoeker en marktnisser
C
Marktinitiator, marktvolger, marktuitdager en marktleider
D
Marktleider, marktvolger, marktuitdager en marktnisser
Slide 13 - Quizvraag
Welke marktvorm bestaat uit een beperkt aantal aanbieders van gelijksoortige producten?
A
Een monopolistische concurrentie
B
Een homogeen oligopolie
C
Een volledige mededinging
D
Een heterogene oligopolie
Slide 14 - Quizvraag
Welke marktvorm bestaat uit veel aanbieders van gelijksoortige producten?
A
Een monopolistische concurrentie
B
Een homogeen oligopolie
C
Een volledige mededinging
D
Een heterogene oligopolie
Slide 15 - Quizvraag
De concurrentie tussen een kledingwinkel en een parfumeriewinkel is