NL VP-Z-P1_WK7

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands: begrijpend lezen

Programma

• Lesdoelen
• Terugblik
• Theorie: signaalwoorden
• Opdracht: Nederland staat in Apeldoorn
• Nabespreking

Lesdoelen

Tijdens deze les:

• Heb je gewerkt aan je leesvaardigheid.
• Heb je geoefend met signaalwoorden.
• Ben je meer te weten te gekomen over de samenwerking tussen de NS en Alzheimer Nederland.

Terugblik

• Vorige week hebben we kort gekeken naar hoofd- en bijzaken.
• Welke zaken zijn vaak hoofdzaken?
• Welke zaken zijn meestal bijzaken?

Hoofd- en bijzaken

• Niet alle informatie in een geschreven of gesproken tekst is even belangrijk.
  
• Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noemen wij hoofdzaken. 
• Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. Minder belangrijke informatie noem je bijzaken.
  

Hoofdzaken

• Het onderwerp en alle belangrijke dingen die daarover worden gezegd, zijn de hoofdzaken.
  
• Als je de hoofdzaken in één zin samenvat, heb je de hoofdgedachte van de tekst.
  
• Hoofdzaken vind je meestal aan het begin of aan het eind van een tekst.  inleiding, slot etc.
  
• Kernzinnen bevatten ook vaak de hoofdzaken.
  
• Denk aan feiten of eigenschappen van het onderwerp.
  
• Ze geven antwoord op één of meer van de WWWH-vragen die de tekst over het onderwerp beantwoordt.
  
• WWWH-vragen: WIE, WAT, WAAROM, WANNEER EN HOE?
  

Bijzaken

• Voorbeelden, grapjes, anekdotes en extra uitleg zijn bijzaken.
  
• Deze onderdelen maken de tekst leuk of interessant om te lezen, maar geven geen belangrijke informatie over het onderwerp.
  
• Bijzaken kun je weglaten zonder dat de tekst onbegrijpelijk wordt.
  

Signaalwoorden [1]

• Signaalwoorden zijn woorden die ervoor zorgen dat zinnen en alinea’s in een verhaal aan elkaar verbonden worden.
  
• Deze woorden brengen structuur aan in de tekst en zorgen ervoor dat de lezer te tekst begrijpt.
  
• Signaalwoorden vertellen dus wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben.
  

Signaalwoorden [2]

• Signaalwoorden leggen dus een verband tussen de verschillende zinnen, zinsdelen of alinea’s.
• Door een signaalwoord te gebruiken, laat de schrijver aan de lezer weten wat de ene zin of alinea met de volgende of vorige te maken heeft.
• Signaalwoorden noemen we ook wel verbindingswoorden of voegwoorden.

Enkele voorbeelden

• De verpleegkundige is met zwangerschapsverlof want ze is bijna uitgerekend. (want = verklaring/reden)
• Ik ben ziek maar aanwezig op mijn werk. (maar = tegenstelling)
• Door personeelstekorten moet ik meer werken. (door = oorzaak- gevolg).

Signaalwoorden

Schrijf een zin met het het volgende signaalwoord: mits

Hoe gebruik je 'mits' goed?

Mits gebruik je wanneer er een voorwaarde wordt gesteld.

Schrijf een zin met het het volgende signaalwoord: te danken aan

Hoe gebruik je 'te danken aan' goed?

Te danken aan gebruik je bij een oorzaak-gevolgrelatie.

Schrijf 2 zinnen waarbij een woord het volgende signaalwoord bevat: daarentegen

Hoe gebruik je 'daarentegen' goed?

Daarentegen gebruik je om een tegenstelling aan te geven.

De invloed van de leefomgeving bij dementie

De omgeving draagt bij aan de kwaliteit van leven van de cliënt. De inrichting van een woonhuis of zorgvoorziening moeten zijn voorzien van omgevingskenmerken als veiligheid, herkenbaarheid en oriëntatie. Hoe ervaren mensen met dementie hun omgeving? Hoe verwerken zij informatie? Hoe zorg je voor een goede balans in het aanbieden van prikkels?  (Bron: Zorg voor Beter)

Dementie en de leefomgeving

Welke voorbeelden ken je van situaties waarbij een normale situatie werd nagebootst voor mensen met dementie?

Opdracht: Nederland staat in Apeldoorn

Lees de tekst nauwkeurig en maak de 8 opdrachten.
Over 20 minuten gaan we de opdracht nabespreken.

Bonus:   

• Streep signaalwoorden aan
• Welke onderdelen zijn hoofd- en bijzaken en waarom?

Lesdoelen behaald?

Tijdens deze les:

• Heb je gewerkt aan je leesvaardigheid.
• Heb je geoefend met signaalwoorden.
• Ben je meer te weten te gekomen over de samenwerking tussen de NS en Alzheimer Nederland.