H6 Tekst en publiek

WELKOM B2C
Ga rustig zitten.
Zet je telefoon uit en doe 'm in je tas.
Pak je boek, schrift, pen.

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM B2C
Ga rustig zitten.
Zet je telefoon uit en doe 'm in je tas.
Pak je boek, schrift, pen.

Slide 1 - Tekstslide

WELKOM B2C

Slide 2 - Tekstslide

Nederlands Leesvaardig H6
Wat gaan we doen deze les?
  1. Opstarten + controle aanwezigheid
  2. Planning deze week
  3. H6 Lezen --> Tekst en publiek 
  4. Zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze lessen
Je weet wat bedoeld wordt met de volgende begrippen:
- publiek
- onderwerp
- taalgebruik
- bron
- lay-out
Je kunt deze begrippen herkennen in teksten.

Slide 4 - Tekstslide

Tekst en publiek
Een schrijver heeft een schrijfdoel
De schrijver wil iets bereiken met zijn tekst

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Tekst en publiek
Een schrijver wil meestal dat zijn tekst door een bepaalde groep mensen gelezen wordt: het publiek
Bijvoorbeeld: jongeren, voetbalfans, gamers, volwassenen. 

Een schrijver houdt bij het schrijven van de tekst rekening met het publiek.
  1. Onderwerp
  2. Taalgebruik
  3. Lay-out
  4. Bron

Slide 7 - Tekstslide

Tekst en publiek
  • het onderwerp: een tekst over de gaafste achtbanen in Europa is bijvoorbeeld bedoeld voor jongeren. Een tekst over het schilderen van je huis is bedoeld voor volwassenen.

  • het taalgebruik: teksten voor jongeren hebben bijvoorbeeld veel moderne en nieuwe woorden en de lezer wordt meestal met ‘je’ aangesproken. In een tekst voor volwassenen wordt de lezer vaker met ‘u’ aangesproken.

Slide 8 - Tekstslide

Tekst en publiek
  • de bron: een tekst in Bobo is voor kinderen bedoeld, een tekst in 7Days voor jongeren en een tekst in het tijdschrift LINDA. voor volwassen vrouwen.
  • de lay-out (opmaak): in tijdschriften en op websites voor jongeren zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen. Ingewikkelde teksten voor volwassenen zien er vaak saaier uit dan teksten voor jongeren.

Slide 9 - Tekstslide

Waaraan kun je zien voor welk publiek een tekst is geschreven?

Slide 10 - Open vraag

Opdracht
Je krijgt nu een aantal tijdschriften te zien. Aan jou de taak om aan te geven voor welk publiek het tijdschrift is geschreven.

Let op: 
  1. het onderwerp
  2. het taalgebruik
  3. de bron
  4. de lay-out (hoe ziet de tekst eruit)

Slide 11 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over de volgende onderdelen?
1. Onderwerp.
2. Taalgebruik.
3. De bron.
4. De lay-out (hoe ziet de tekst eruit).

Slide 12 - Tekstslide

Voetbal International
Voor iedereen die geïnteresseerd is in voetbal.


Waaraan kun je dat zien?
  • het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik

Slide 13 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over de volgende onderdelen?
1. Onderwerp.
2. Taalgebruik.
3. De bron.
4. De lay-out (hoe ziet de tekst eruit).

Slide 14 - Tekstslide

Tina
Voor jonge meiden


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 15 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over de volgende onderdelen?
1. Onderwerp.
2. Taalgebruik.
3. De bron.
4. De lay-out (hoe ziet de tekst eruit).

Slide 16 - Tekstslide

Quest junior
Voor kinderen die meer willen weten over 'vanalles en nog wat'. 


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 17 - Tekstslide

Tekst en publiek
Voor wie de tekst is bedoeld, kun je altijd zien aan: 
- onderwerp
- bron 
- taalgebruik
- lay-out
Alle vier heb je nodig om te checken voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat ga je doen?
Startopdracht: klasikaal.
Maken: blz. 203-209, opdr. 1 t/m 6.
Als je klaar bent, kun je gaan lezen in je boek. Vanaf blz. 240 vind je allerlei verhalen.

Slide 19 - Tekstslide