Lezen H5+H6

herhaling
Lezen hoofdstuk 5 + 6
5: Weet wat je leest
6: Tekst en Publiek
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

herhaling
Lezen hoofdstuk 5 + 6
5: Weet wat je leest
6: Tekst en Publiek

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: tekst en publiek

Doel: 

De betrouwbaarheid van een tekst beoordelen



Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent betrouwbaarheid?

Slide 3 - Woordweb

Weet wat je leest
Via kranten, tijdschriften en vooral internet kun je snel en makkelijk informatie vinden. Het is belangrijk om te weten of alles wat je leest ook echt waar is.

Slide 4 - Tekstslide

Waar komt de tekst vandaan?
De bron: 
Als je een tekst leest, kijk dan eerst waar de tekst vandaan komt. B.v. een krant, tijdschrift of website zijn. Een tekst op een serieuze nieuwssite is vaak betrouwbaarder dan een tekst op bijvoorbeeld Facebook.

Wanneer geschreven
Een nieuwe tekst is betrouwbaar. Een oude tekst is niet betrouwbaar.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het doel van de tekst?
Doel van de tekst:
Let ook op het doel van de tekst. Een schrijver die iets wil verkopen, kun je niet altijd geloven. Hij zal dan alleen de goede dingen vertellen en niet de minder goede.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijver

Schrijver:

- Beoordeel of de schrijver deskundig is.

- Een schrijver is deskundig als hij/zij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept.

Slide 7 - Tekstslide

Een tekst met als titel "Red Bull is goed voor je". Geschreven door de directeur van Red Bull. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 8 - Quizvraag

Een tekst over een griepepidemie geschreven door een arts. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 9 - Quizvraag

Een tekst over betalen met een pinpas geschreven in 1999. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdstuk 6: tekst en publiek

Doel: 

Je weet wat bedoeld wordt met de volgende begrippen:

- publiek

- onderwerp

- taalgebruik

- bron

- lay-out

Je kunt deze begrippen herkennen in teksten.



Slide 11 - Tekstslide

Tekst en publiek
Een schrijver heeft een schrijfdoel
De schrijver wil iets bereiken met zijn tekst

Slide 12 - Tekstslide

Tekst en publiek
Een schrijver wil meestal dat zijn tekst door een bepaalde groep mensen gelezen wordt: het publiek
Bijvoorbeeld: jongeren, voetbalfans, gamers, volwassenen. 

Een schrijver houdt bij het schrijven van de tekst rekening met het publiek.
  1. Onderwerp
  2. Taalgebruik
  3. Lay-out
  4. Bron

Slide 13 - Tekstslide

Tekst en publiek
  • het onderwerp: een tekst over de gaafste achtbanen in Europa is bijvoorbeeld bedoeld voor jongeren. Een tekst over het schilderen van je huis is bedoeld voor volwassenen.

  • het taalgebruik: teksten voor jongeren hebben bijvoorbeeld veel moderne en nieuwe woorden en de lezer wordt meestal met ‘je’ aangesproken. In een tekst voor volwassenen wordt de lezer vaker met ‘u’ aangesproken.

Slide 14 - Tekstslide

Tekst en publiek
  • de bron: een tekst in Bobo is voor kinderen bedoeld, een tekst in 7Days voor jongeren en een tekst in het tijdschrift LINDA. voor volwassen vrouwen.
  • de lay-out (opmaak): in tijdschriften en op websites voor jongeren zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen. Ingewikkelde teksten voor volwassenen zien er vaak saaier uit dan teksten voor jongeren.

Slide 15 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met het publiek van een tekst?
A
de schrijver
B
de lezer

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wie is het publiek voor deze tekst?
A
mensen die geïnteresseerd zijn in Louis van Gaal
B
jonge meiden
C
mensen die geïnteresseerd zijn in voetbal
D
kinderen die geïnteresseerd zijn in vanalles en nog wat

Slide 18 - Quizvraag

Voetbal International
Voor iedereen die geïnteresseerd is in voetbal.


Waaraan kun je dat zien?
  • het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wie is het publiek voor deze tekst?
A
mensen die geïnteresseerd zijn in Louis van Gaal
B
jonge meiden
C
mensen die geïnteresseerd zijn in voetbal
D
kinderen die geïnteresseerd zijn in vanalles en nog wat

Slide 21 - Quizvraag

Tina
Voor jonge meiden


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 22 - Tekstslide

Wie is het publiek voor deze tekst?
A
mensen die geïnteresseerd zijn in Louis van Gaal
B
jonge meiden
C
mensen die geïnteresseerd zijn in voetbal
D
kinderen die geïnteresseerd zijn in vanalles en nog wat

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Quest junior
Voor kinderen die meer willen weten over 'vanalles en nog wat'. 


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 25 - Tekstslide