3.7 grammatica (herhaling)

3.7 grammatica (herhaling)
Deze les:
Herhalen 3.7 grammatica
-Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord
-Telwoorden
-hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.7 grammatica (herhaling)
Deze les:
Herhalen 3.7 grammatica
-Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord
-Telwoorden
-hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Planning herhaling h3 en h4
Woensdag 5 feb: 3.7 grammatica
Donderdag 6 feb: 3.8 spelling en 4.7 grammatica 
Woensdag 12 feb: 4.8 spelling 
Donderdag 13 feb: proefwerk 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 5 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
haar
ga
naar
vanavond
haar
met
tante.

Slide 6 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
We
de
gaan
kermis
met
in 
hen
hun
naar
dorp.

Slide 7 - Sleepvraag

TELWOORDEN

Slide 8 - Tekstslide

grammatica woordsoorten
Telwoorden
  • hoofdtelwoorden (htw): geven een hoeveelheid aan
1, één, 8, acht, 35, vijfendertig, 1000, duizend

  • rangtelwoorden (rtw): geven een volgorde aan
eerste, 1e, tweede, 2e, 120e, honderdtwintigste 

Slide 9 - Tekstslide

Welk soort telwoord is het?

eerste
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 10 - Quizvraag

Het woord ZEVENDE is een:
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Bepaalde hoofdtelwoorden



Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid

Voorbeeld

Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas

Slide 12 - Tekstslide

Onbepaalde hoofdtelwoorden
  • Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid

Voorbeeld

Veel, weinig, enkele


Slide 13 - Tekstslide

Rangtelwoorden

Bepaalde rangtelwoorden



Geeft een bekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Zevende, zesendertigste

Slide 14 - Tekstslide

Onbepaalde rangtelwoorden
  • Geeft een onbekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de hoofdtelwoorden?
A
3, derde, meeste
B
8, weinig, geen
C
8, middelste, dertigste
D
7, eerste, meeste

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een hoofdtelwoord?
A
zes
B
vierde
C
eerste
D
tiende

Slide 17 - Quizvraag

Hoofd-
telwoord
Rang-
telwoord
derde
negen
duizend
laatste
middelste
vierhonderd

Slide 18 - Sleepvraag

Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
  • Een zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  • Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin!

  • Heeft een zin maar één werkwoord? Dan is het altijd een zelfstandig werkwoord.

Slide 20 - Tekstslide

Woordsoorten
Werkwoord:
- Hulpwerkwoord
1. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
2. Rest is hulpwerkwoord. 

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer er maar één werkwoord in de zin staat, dan is dat automatisch een zelfstandig werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin?
Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord. 
Het hulpwerkwoord heeft zelf geen duidelijke betekenis. 

Ik heb gegeten.
Dit moet verwijderd worden.

Slide 23 - Tekstslide

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 24 - Quizvraag

zelfstandig werkwoord:
A
worden
B
wandelen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig werkwoord?

Tijdens het concert heeft het publiek uit volle borst meegezongen.
A
concert
B
heeft
C
volle
D
meegezongen

Slide 26 - Quizvraag


zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Het eekhoorntje heeft de walnoot in een bloempot begraven.

A
heeft = zww begraven = zww
B
heeft = hww begraven = hww
C
heeft = hww begraven = zww
D
heeft = zww begraven = hww

Slide 27 - Quizvraag

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word geslagen
word =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 28 - Quizvraag

Ik heb erg veel thee gedronken.
Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin.
A
Ik
B
heb
C
thee
D
gedronken

Slide 29 - Quizvraag

Hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord?

Zou ik eens op jouw elektrische scooter MOGEN rijden?
A
HWW
B
ZWW

Slide 30 - Quizvraag

Test jezelf 3.7 grammatica

Slide 31 - Tekstslide