Woche 11

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H2 Duits, Woche 11

Beginopdracht

Lees de tekst en maak Aufgabe 5 op blz. 50-51. 

A = Schrijf welk huis bij welke persoon past. Je kunt kiezen uit: Fachwerkhaus (vakwerkhuis) - Jagdhaus (jachthuis) - Windmühle (windmolen). Welk huis zou jij eens willen zien? 

Diese Woche (H2c):

Donnerstag (40 Min.)

Projekt

Freitag (80 Min.)

Beginopdracht

Lesen: Aufgabe 14

Grammatik E: Aufgabe 16

Projekt (40 Min.)

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Wörterliste B

Wörter: Aufgabe 6

Grammatik C: Aufgabe 8 + 9

Diese Woche (H2d):

Dienstag (80 Min.)

Beginopdracht

Wörterliste B

Wörter: Aufgabe 6

Grammatik C: Aufgabe 8 + 9 

Grammatik E: Aufgabe 16

Lesen: Aufgabe 14

Donnerstag (40 Min.)

Projekt 

Montag (40 Min.)

Projekt

Wörterliste B

S. 74

An die Arbeit: Aufgabe 6, S. 51

Grammatik C

de der-Gruppe (= de/het)

Wat zijn de uitgangen?

	Mann	Frau	Kind	Menschen
1	der	die	das	die
4	den	die	das	die

Beginopdracht

Lees de tekst en maak Aufgabe 14 op blz. 56. 

Diese Woche (H2c):

Donnerstag (40 Min.)

Projekt

Freitag (80 Min.)

Beginopdracht

Grammatik E: Aufgabe 16

Projekt (40 Min.)

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Wörterliste B

Wörter: Aufgabe 6

Grammatik C: Aufgabe 8 + 9

Grammatik E

de ein-Gruppe (= een)

Wat zijn de uitgangen?

Let op: bij de ein-Gruppe horen ook kein/keine en de bezittelijke voornaamwoorden

	Mann	Frau	Kind	Menschen
1	ein	eine	ein	keine
4	einen	eine	ein	keine

An die Arbeit

Aufgabe 16

S. 59

Klaar? Ga door met Aufgabe 14, S. 57.