3V 1.3 lz Tekstverbanden en signaalwoorden theorie en opdracht

3V 1.3 lz tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3V 1.3 lz tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk het filmpje: opbouw alinea, tekstverbanden

Slide 2 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
  •  In een tekst staan stukjes tekst  (woorden, delen van zinnen, zinnen, alinea's) niet zomaar achter elkaar
  • Ze hebben iets met elkaar te maken = tekstverband
  • Signaalwoorden verbinden stukjes tekst en geven signaal over welk (tekst)verband er bestaat.
  • Goede lezers letten op tekstverbanden - signaalwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen signaalwoorden en tekstverbanden?
A
Signaalwoorden geven de tekststructuur aan, tekstverbanden verbinden zinnen
B
Signaalwoorden en tekstverbanden zijn synoniemen
C
Tekstverbanden geven de tekststructuur aan, signaalwoorden verbinden zinnen
D
Er is geen verschil

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die alleen in de inleiding voorkomen
B
Woorden die de tekst betekenis veranderen
C
Woorden die de tekststructuur aangeven
D
Woorden die de lezer misleiden

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het doel van signaalwoorden in een tekst?
A
De lezer helpen de tekst beter te begrijpen
B
De tekst langer maken
C
De lezer vermaken
D
De lezer in verwarring brengen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een tekstverband?
A
Oorzaak-gevolg verband
B
Tijdsvolgorde verband
C
Vergelijkingsverband
D
Opsommingsverband

Slide 9 - Quizvraag

Hoe herken je een tegenstellend verband in een tekst?
A
Door signaalwoorden zoals 'maar' of 'echter'
B
Door signaalwoorden zoals 'eerst' of 'daarna'
C
Door signaalwoorden zoals 'ook' of 'verder'
D
Door signaalwoorden zoals 'bijvoorbeeld' of 'zoals'

Slide 10 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om zinnen met tekstverband te herkennen?
A
Het maakt de zin langer.
B
Het maakt het begrip van de tekst duidelijker.
C
Het vermindert de leesbaarheid van de tekst.
D
Het maakt de lezer verward.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het doel van het herkennen van tekstverband in een zin?
A
Het verandert de betekenis van de zin.
B
Het maakt de zin mooier.
C
Het helpt om de structuur van de tekst te begrijpen.
D
Het zorgt voor meer leestekens in de zin.

Slide 12 - Quizvraag

Hoe maak je een zin waarin tekstverband duidelijk wordt?
A
Door de zin zo lang mogelijk te maken.
B
Door veel bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken.
C
Door signaalwoorden te gebruiken.
D
Door hoofdletters te gebruiken voor belangrijke woorden.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Welk tekstverband vind je in een recept?
A
tijdsvolgorde
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide

Slide 15 - Quizvraag

Danny heeft veel goede vrienden: Bert, Jarno, Mustafa en Khalid. Ook Kian en Djoeke horen tot zijn vriendengroep. Tenslotte heeft hij nog een allerbeste vriend: Jay.
A
tijdsvolgorde
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide

Slide 16 - Quizvraag

Nadia heeft een hekel aan spruitjes, maar van tomaten houdt ze wel.
A
opsommend
B
tegenstellend
C
allebei
D
geen van beide

Slide 17 - Quizvraag

Als laatste wil ik mijn ouders bedanken; zonder hen zou ik hier niet staan.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 18 - Quizvraag

Varia lust bijna alles. Sasra daarentegen lust vrijwel niets.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 19 - Quizvraag

Ik lust graag broccoli, zuurkool en mosterd.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 20 - Quizvraag

Eerst poets ik altijd mijn tanden, daarna ga ik onder de douche.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 21 - Quizvraag

Nadia moet nog zoveel doen. Eerst moet ze de hond uitlaten. Daarna heeft ze een enorme berg huiswerk te maken en bovendien wil haar moeder dat ze vandaag haar kamer opruimt.
A
Tijdsvolgorde
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide

Slide 22 - Quizvraag

'Zou je tijdens het eten je telefoon weg kunnen leggen,' vroeg mijn moeder voor de zoveelste keer.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 23 - Quizvraag

Kelly werd vroeger veel gepest. Desondanks is ze nu een zelfverzekerde vrouw geworden.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 24 - Quizvraag

Wij hebben thuis vier honden. Verder hebben we nog een paard in de wei staan.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 25 - Quizvraag

Ik zou graag een komedievoorstelling willen hebben, hoewel ik er niet van houd om voor een groot publiek te spreken
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 26 - Quizvraag

Je moet je ontbijt opeten voordat je naar school gaat.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 27 - Quizvraag

Ik heb wel honderd afspraken om af te handelen.
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Tijdsvolgorde
D
Geen tekstverband

Slide 28 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl

Slide 29 - Sleepvraag