In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1hv - Talent 2.3 Lezen
Leerdoelen - In deze paragraaf leer je:
wat feiten en meningen zijn;
feiten en meningen herkennen;
de Moeilijkewoordenwijzer toepassen;
tekstverbanden en signaalwoorden herkennen
Slide 2 - Tekstslide
Een feit
is iets wat werkelijk zo is of wat werkelijk is gebeurd.
Maastoren is het hoogste Nederlandse gebouw.
Het gebouw is op 28 mei 2010 officieel geopend. = echt gebeurd.
Beide feiten kun je controleren.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe kun je feiten vaststellen of controleren?
Slide 4 - Open vraag
Een mening
is wat iemand ergens van vindt.
Meningen verschillen vaak.
Voor een mening kun je zeggen: "Ik vind dat ..."
Iemand anders kan zeggen: "Dat vind jij".
SYNONIEMEN (andere woorden) voor mening zijn: standpunt, oordeel, opinie en opvatting.
Let op deze woorden in een tekst!
Slide 5 - Tekstslide
Er zit zout in appeltaart.
A
Feit
B
Mening
Slide 6 - Quizvraag
Er zit te veel zout in kant-en-klaarmaaltijden.
A
Feit
B
Mening
Slide 7 - Quizvraag
Nederlands is een kernvak.
A
Feit
B
Mening
Slide 8 - Quizvraag
Moeilijke woorden in een tekst
Slide 9 - Tekstslide
Context: aanwijzingen in de tekst
een omschrijving of een definitie
een synoniem (een ander woord voor hetzelfde) of een antoniem (een tegengesteld woord)
een voorbeeld
een zin die je op een idee brengt - wat zou er bedoeld kunnen zijn?
Slide 10 - Tekstslide
Tekstverbanden
In een tekst staan stukjes tekst (woorden, delen van zinnen, zinnen, alinea's) niet zomaar achter elkaar
Ze hebben wat met elkaar te maken = tekstverband
Signaalwoorden verbinden stukjes tekst en geven signaal over welk tekstverband er bestaat.
Goede lezers letten op tekstverbanden - signaalwoorden.
Slide 11 - Tekstslide
Maak deze zin af: In Nederland heerst Corona en ook....
Slide 12 - Open vraag
Maak deze zin af: In Nederland heerst Corona maar ....
Slide 13 - Open vraag
Maak deze zin af: In Nederland heerst nu Corona, eerder ....
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Welk tekstverband vind je in een recept?
A
chronologisch (tijdsvolgorde)
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide
Slide 16 - Quizvraag
Danny heeft veel goede vrienden: Bert, Jarno, Mustafa en Khalid. Ook Kian en Djoeke horen tot zijn vriendengroep. Tenslotte heeft hij nog een allerbeste vriend: Jay.
A
chronologisch
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide
Slide 17 - Quizvraag
Nadia moet nog zoveel doen. Eerst moet ze de hond uitlaten. Daarna heeft ze een enorme berg huiswerk te maken en bovendien wil haar moeder dat ze vandaag haar kamer opruimt.
A
chronologisch
B
opsommend
C
allebei
D
geen van beide
Slide 18 - Quizvraag
Nadia heeft een hekel aan spruitjes, boerenkool en zuurkool, maar van tomaten, komkommer en courgette houdt ze wel.
A
opsommend
B
tegenstellend
C
allebei
D
geen van beide
Slide 19 - Quizvraag
Plenda
Donderdag 30 november
Nederlands
§2.3, opdr. 1 t/m 17
Al af? Super!
Bekijk dan je antwoord nóg eens, maar dan echt kritisch!