Subject, possessive, and object pronouns


Pronouns
subject, possessive, and object
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Pronouns
subject, possessive, and object

Slide 1 - Tekstslide

Subject Pronouns
Ik = I
Jij = You
Hij = He
zij = She
Het = It
Wij = We
Zij = They

Slide 2 - Tekstslide

He/She
A
Ik/Hij
B
Zij/Ik
C
Hij/Zij
D
Wij/Hij

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal
I
A
Ik
B
Ikke
C
Wij
D
She

Slide 4 - Quizvraag

Wij
A
We
B
They
C
Wij
D
Tey

Slide 5 - Quizvraag

Vul in
___ am a teacher
A
She
B
He
C
I
D
You

Slide 6 - Quizvraag

___ walks to school everyday
A
I
B
He
C
She
D
You

Slide 7 - Quizvraag

Possessive pronouns
Mijn = My
Jouw/ Uw = Your
Zijn = His
Haar = Her
Zijn/Haar = Its
Onze = Our
Jullie/ Uw = Your
Hun = Their

Slide 8 - Tekstslide

Vertaal
Your
A
Haar
B
Zijn
C
Jullie/Uw
D
Jouw/Uw

Slide 9 - Quizvraag

His
A
Haar
B
Its
C
Zijn (Enkv)
D
Zijn (Mv)

Slide 10 - Quizvraag

Vul in
___ name is Inssaf
A
Her
B
My
C
Your
D
His

Slide 11 - Quizvraag

Vul in
That is ____ bike.
A
his
B
our

Slide 12 - Quizvraag

Object pronouns
Mij/Me = Me
Je/Jou/u = You
Hem = Him
Haar = Her
Het= It
Ons = Us
Jullie/U = You
Ze/Hen/Hun = Them

Slide 13 - Tekstslide

Vertaal
us
A
het
B
haar
C
hem
D
ons

Slide 14 - Quizvraag

Them
A
je/jou/u
B
ze/hen/hun

Slide 15 - Quizvraag

Vul in
Kate is my sister, we love ___ .
A
It
B
Her
C
Us
D
Him

Slide 16 - Quizvraag