H2E - H6 lezen (ma 17 april)

H6 Lezen: Tekst en publiek
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H6 Lezen: Tekst en publiek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H5
Lezen H5:
  • Ik kan kritisch lezen om te beoordelen of een tekst objectief en betrouwbaar is. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen kan je jezelf stellen om te beoordelen of een tekst betrouwbaar is?

Slide 3 - Woordweb

Waar let je op? 
- actueel
- wat voor bron is het? (folder, krant, roddelblad etc.)
- schrijver: deskundig of niet?
- zeggen nog meer bronnen het? (1 bron is geen bron)


Is een tekst over de inhoud van een boek op de website van de bibliotheek betrouwbaar? 

A
Ja, de website van de bibliotheek is betrouwbaar.
B
Ja, op deze website geeft informatie van voor- en tegenstanders.
C
Nee, deze informatie is niet meer actueel.
D
Nee, bibliotheek wil je overtuigen om het boek te kopen.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een auteur betrouwbaar?
Is tekst over een schoonmaakmiddel in een folder betrouwbaar?
A
Ja, de informatie uit een folder is betrouwbaar.
B
Ja, de auteur van een folder is deskundig.
C
Nee, in een folder proberen ze het product aan jou te verkopen.
D
Nee, de informatie uit een folder is verouderd.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een auteur betrouwbaar?
Wanneer is een auteur betrouwbaar?
A
als hij deskundig en onpartijdig is
B
als hij partijdig is
C
als hij zijn mening geeft
D
als hij betrouwbare bronnen gebruikt

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H6 - Tekst en publiek
Een schrijver schrijft zijn tekst voor een bepaald publiek. Dit kan jong of oud zijn, maar ook gericht op amusement of om je iets te leren. 

Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:
  • het onderwerp
  • de bron
  • het taalgebruik
  • de lay-out

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H6 - Tekst en publiek
Het onderwerp
Aan het onderwerp van een tekst kun je vaak zien voor wie de tekst geschreven is. Zo is een tekst over internetkosten vaak geschreven voor volwassenen en een tekst over de nieuwste schooltassen voor jongeren.

De bron
Er zijn bladen en websites gericht op "vrouwen" (Margriet), maar ook voor "mannen" (AutoWeek). En een tekst in een krant is bedoeld voor een algemeen, meestal volwassen, publiek.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H6 - Tekst en publiek
Het taalgebruik
Een tekst voor jongeren heeft vaak korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst bevat juist het tegenovergestelde. Daarnaast is er ook een verschil tussen formaliteit. 

In teksten die bestemd zijn voor een specifiek publiek, lees je ook wel jargon, oftewel vaktaal. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H6 - Tekst en publiek
De lay-out
Je ziet vaak aan de illustraties, kleuren en koppen voor welk publiek een tekst of advertentie is geschreven. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als een schrijver zijn doel wil bereiken, moet hij altijd rekening houden met het publiek
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lay-out van een tekst heeft te maken met
A
het soort taalgebruik
B
hoe de tekst eruit ziet en of er plaatjes zijn
C
het lettertype
D
of er kleur in een tekst is gebruikt of niet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke vier dingen kun je afleiden, voor welk publiek een tekst is bedoeld?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten doen:
Maken opdr. 1 (blz. 173)
  • Onderstreep woorden in de teksten waaraan je de doelgroep herkent.
  • Schema invullen kan in boek of schrift.
  • 'publiek' is je conclusie.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies