In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ontstaan van soorten en eilandtheorie
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Uitleg Basisstof 7
Korte testvragen
Huiswerk
Extra stof uitleg
Slide 2 - Tekstslide
Na deze les kun je...
Manieren van reproductieve isolatie beschrijven
Uitleggen hoe door reproductieve isolatie nieuwe soorten kunnen ontstaan
Aan de hand van eilandkenmerken redenaties maken over het aantal verschillende soorten op een eiland
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Verandering van één soort
of
splitsen van twee soorten
Slide 5 - Tekstslide
Verandering van één soort
Slide 6 - Tekstslide
Splitsen van twee soorten
Slide 7 - Tekstslide
Voor het ontstaan van een nieuwe soort is reproductieve isolatie vereist
Slide 8 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten
Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
Aantekening
Slide 9 - Tekstslide
Andere voorbeelden van reproductieve isolatie
Gedrag
Voortplantingstijd
Slide 10 - Tekstslide
1% van het aardoppervlak bestaat uit zoetwater en meer dan 50% uit zout water. Verklaar met behulp van het begrip 'reproductieve isolatie' waarom desondanks 36% van de vissen zoetwatervissen zijn.
Slide 11 - Open vraag
Reproductieve isolatie. Welke oorzaak hoort hier niet tussen:
A
geografische isolatie
B
verschillen in tijd
C
keuze in partner
D
verschillen in gedrag
Slide 12 - Quizvraag
Twee geografische gebeurtenissen in de geschiedenis van de aarde zijn zeespiegelstijging en daling. Welke zal/zullen hebben bijgedragen aan soortsvorming?
A
Beide niet
B
Alleen zeespiegelstijging
C
Alleen zeespiegeldaling
D
Allebei
Slide 13 - Quizvraag
Wat zouden factoren kunnen zijn die het aantal soorten op een eiland beïnvloeden?
Slide 14 - Woordweb
Eilandtheorie gaat uit van:
Hoe meer soorten er al zijn op een eiland, hoe moeilijker het is om erop te blijven en/of vestigen
wordt nog aangevuld
wordt nog aangevuld
Aantekening
Slide 15 - Tekstslide
1. Hoe meer soorten er zijn, hoe moeilijker het is om er te blijven (extinctie) of er te vestigen (immigratie)
Aantal soorten -->
Slide 16 - Tekstslide
Aantal soorten op een eiland is in evenwicht door immigratie van nieuwe soorten en uitsterven van huidige soorten
Aantal soorten -->
Slide 17 - Tekstslide
Eilandtheorie gaat uit van:
Hoe meer soorten er al zijn op een eiland, hoe moeilijker het is om erop te blijven en/of vestigen
Hoe groter een eiland, hoe meer soorten erop kunnen leven
Hoe verder een eiland, hoe minder migratie
Slide 18 - Tekstslide
Aantal soorten:
Vasteland
17
32
33
64
Slide 19 - Sleepvraag
Nieuwe soorten kunnen ontstaan door:
A
Genen die zich aanpassen aan de omgeving.
B
Uiterlijk verandert doordat soorten met andere soorten combineren.
C
Soorten een andere levenswijze aanemen als dat beter uitkomt en daardoor genen veranderen
D
Toevallige mutaties een voordeel oplevert/-en voor de soort.
Slide 20 - Quizvraag
Juist of onjuist. Sommige vinken hebben de snavel aangepast zodat ze beter zaden kunnen eten.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
In Nederland hebben we een 'ecologische' hoofdstructuur (in samenwerking met andere Europese landen). Dit om de natuureilandjes met elkaar te verbinden. Waarom is dt belangrijk? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Hierdoor zorg je dat er niet te veel soorten komen
B
Hiermee hou je de biodiversiteit groot
C
Dan kun je beter nieuwe soorten laten ontstaan
D
We maken van alle 'kleine' eilandjes, één groot eiland
Slide 22 - Quizvraag
Eilandtheorie gaat uit van:
Hoe meer soorten er al zijn op een eiland, hoe moeilijker het is om erop te blijven en/of vestigen
Hoe groter een eiland, hoe meer soorten erop kunnen leven
Hoe verder een eiland, hoe minder migratie
Slide 23 - Tekstslide
Aantal soorten -->
Slide 24 - Tekstslide
2. Hoe groter een eiland, hoe meer soorten er op kunnen leven
Slide 25 - Tekstslide
Bewijs in de praktijk
Een eiland 10x zo groot heeft 2x zoveel soorten
Slide 26 - Tekstslide
Het evenwicht voor het aantal soorten op een klein eiland
Het evenwicht voor het aantal soorten op een groot eiland
Y-as voor snelheid vanimmigratie (donker paarse lijn) en snelheid van uitsterven (3 rode lijnen, één voor klein, middel en groot eiland)
X-as = aantal soorten. Stippellijntjes geven evenwichtsaantallen weer voor verschillende groottes van eilanden
Uitsterfcurve voor een klein eiland. Hoe groter het aantal soorten (x-as) op een eiland is, hoe meer er uitsterven (y-as)
Uitsterfcurve voor een groot eiland. Hoe groter het aantal soorten (x-as) op een eiland is, hoe meer er uitsterven (y-as)
Slide 27 - Tekstslide
Eilandtheorie gaat uit van:
Hoe meer soorten er al zijn op een eiland, hoe moeilijker het is om erop te blijven en/of vestigen
Hoe groter een eiland, hoe meer soorten erop kunnen leven
Hoe verder een eiland, hoe minder migratie
Slide 28 - Tekstslide
3. Hoe verder een eiland ligt, hoe minder soorten er heen migreren
Slide 29 - Tekstslide
Het evenwicht voor het aantal soorten op een eiland ver weg
Het evenwicht voor het aantal soorten op een eiland dichtbij
Y-as voor snelheid vanimmigratie (3 paarse lijn, 1 voor ver, middelver en dichtbij) en snelheid van uitsterven (rode lijn)
X-as = aantal soorten. Stippellijntjes geven evenwichtsaantallen weer voor verschillende afstanden van de eilanden t.o.v. het vaste land.
Immigratiecurve voor een eiland ver weg. Hoe groter het aantal soorten (x-as) op een eiland is, hoe kleiner de kans dat een nieuwe soort zich daar kan vestigen (y-as)
Immigratiecurve voor een eiland dichtbij. Hoe groter het aantal soorten (x-as) op een eiland is, hoe kleiner de kans dat een nieuwe soort zich kan vestigen (y-as)
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Eiland P dichtbij, groot.
Eiland Q dichtbij, klein.
Eiland R veraf, groot.
Eiland S veraf, klein.
Met welke letters in de grafiek komen de eilanden overeen?