Ik kan tijdsvolgorde, oorzaak-gevolg en voorwaarden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Ik kan onderscheid maken tussen meningen, argumenten en de conclusie van een tekst.
Ik kan uitleggen waarom er een afbeelding bij een tekst staat.
Ik kan gebruik maken van de lay-out van een tekst om de tekst beter te begrijpen.