Je hebt de volgende onderdelen geleerd:
Hoofdletters en leestekens (punt, uitroepteken, vraagteken) gebruiken.
Volledige zinnen herkennen en schrijven.
Verwijswoorden (die, dat, deze, dit) herkennen en gebruiken.
Trappen van vergelijking (als/dan, jij/jou)
Werkwoordspelling