In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Maandag 17 mei 2021
09.00 - 09.30 uur Inloop
Mijn weekend in 1 foto
12.30 - 13.00 uur Pauze
09.30 - 10.15 uur Woordenschat
Woorden thema 9 Technologie
13.00 - 15.00 uur Drama
10.15 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.00 uur Disk taak 2 Geef een instructie
11.00 - 12.00 uur Rekenen
12.00 - 12.30 uur Jeugdjournaal
Slide 1 - Tekstslide
Mijn weekend in 1 foto
Kies 1 foto van de afgelopen vrije dagen. Zet deze foto in de Lessonup. Als iedereen een foto heeft ingestuurd, moet je vertellen wat er op de foto te zien is en wat je toen deed.
Slide 2 - Tekstslide
Mijn weekend in 1 foto:
Slide 3 - Open vraag
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Technologie.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 4 - Tekstslide
bewust
weten dat je op een bepaalde manier iets doet;
weten waarom je een bepaalde keuze hebt gemaakt;
ergens goed over nadenken en dan een beslissing nemen;
Zin: Ik ga volgend jaar naar een nieuwe school. Ik heb deze keuze bewust gemaakt.
Slide 5 - Tekstslide
correct
iets wat goed is;
is wat juist is;
als je geen fouten hebt gemaakt;
werkwoord: corrigeren (tegen iemand zeggen wat hij/zij niet goed heeft gemaakt en het goede antwoord geven.
Zin: Je hebt alle vragen van de toets correct gemaakt.
Slide 6 - Tekstslide
digitaal
als iets op de laptop of de mobiel staat en niet op papier;
alle apps die op je mobiel staan, zijn digitaal;
digitale informatie: informatie
zin: In deze tijd moet je bijna altijd alle formulieren digitaal invullen.
Slide 7 - Tekstslide
futuristisch
(bijvoeglijk naamwoord)
als iets eruit ziet alsof het uit de toekomst komt;
de toekomst: de tijd die nog moet komen;
Het Engelse woord Future betekent: de toekomst
Zin: Deze stad ziet er futuristisch uit!
Slide 8 - Tekstslide
de instructie
(zelfstandig naamwoord)
de woorden waarmee je vertelt hoe iemand iets moet doen;
de woorden waarmee je vertelt hoe iemand iets kan doen;
het werkwoord: instrueren (ik instrueer, ik instrueerde, ik heb geïnstrueerd);
Zin: De tandarts geeft een instructie hoe je je tanden goed moet schoon maken.
Slide 9 - Tekstslide
In welke zin wordt het goede voorbeeld gegeven van het woord: bewust
A
Eerst doen, dan nadenken.
B
Eerst nadenken, dan doen.
Slide 10 - Quizvraag
Waar zie je een futuristische auto?
A
B
C
D
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent: een instructie geven
A
het antwoord vertellen
B
iemand niet helpen
C
iemand helpen
D
vertellen hoe iemand iets moet doen
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent (in je eigen woorden, niet de woorden van de docent of Google gebruiken!): digitaal
Slide 13 - Open vraag
Geef een voorbeeld van correct gedrag in de klas.
Slide 14 - Open vraag
Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!
Slide 15 - Tekstslide
Dat is .............! Je hebt alle vragen goed gemaakt.
Slide 16 - Open vraag
Ik ben mij ervan................dat ik niet altijd het goede voorbeeld geef.
Slide 17 - Open vraag
De docent geeft nooit een ............. over de rekensommen die we moeten maken.
Slide 18 - Open vraag
Als je geen internet hebt, hebt je tegenwoordig een probleem. Veel dingen kan je alleen maar............... regelen.
Slide 19 - Open vraag
Wat een ..............huis! Het huis lijkt wel uit uit het jaar 2080 te komen!
Slide 20 - Open vraag
Maak zinnen met de woorden. De regels: - denk aan de leestekens en hoofdletters; - je schrijft minimaal 3 zinnen
De woorden: bewust, futuristisch, digitaal, correct, de instructie
Slide 21 - Open vraag
Pauze
Pauze
timer
15:00
Slide 22 - Tekstslide
Spreken: instructie geven
Hoe geef je iemand instructie?
Instructie geven kan in de gebiedende wijs.
Instructie moet heel nauwkeurig zijn, anders gaat de persoon iets anders doen wat jij zegt.
Kijk naar het voorbeeld: de docent geeft een leerling instructies. De leerling doet wat de docent zegt.
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht
Bedenk 10 opdrachten voor jouw robot. Wat moet jouw robot doen? Iets pakken, iets geven? Schrijf deze instructies op in de gebiedende wijs.
Een andere leerling speelt jouw robot. Geef de instructies en kijk of jouw robot doet wat je zegt.
Wat ging er goed? Wat ging er niet goed? Hoe kwam dat?
Slide 24 - Tekstslide
Jeugdjournaal
We kijken het Jeugdjournaal. Maak drie vragen over het Jeugdjournaal. Stel deze vragen aan een klasgenoot. Weet je klasgenoot het antwoord?