Tekstverbanden en mening en argumenten

Onderwerp en doel van deze les
- tekstverbanden
- mening en argument
- Aan het einde van de les kun je een mening en een argument herkennen. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderwerp en doel van deze les
- tekstverbanden
- mening en argument
- Aan het einde van de les kun je een mening en een argument herkennen. 

Slide 1 - Tekstslide

Die jongen die daar op het houten bankje zit, eet al zijn derde ijsje.

Benoem: die / die / daar / houten / zijn / derde

Slide 2 - Open vraag

Die jongen die daar op het houten bankje zit, eet al zijn derde ijsje.

die = aanwijzend vnw
die = betrekkelijk vnw
daar = bijwoord
houten = bijvoeglijk nw
zijn = bezittelijk vnw
derde = bepaald rangtelwoord

Slide 3 - Tekstslide

De docent is tevreden, want de leerlingen vergissen zich niet meer in de erg lastige woordsoorten.

Benoem: tevreden / zich / niet / erg / lastige

Slide 4 - Open vraag

De docent is tevreden, want de leerlingen vergissen zich niet meer in de erg lastige woordsoorten.  

tevreden = bijvoeglijk nw (in een ng)
zich = wederkerend
niet = bijwoord
erg = bijwoord (zegt iets over lastige)
lastige = bijvoeglijk nw 

Slide 5 - Tekstslide

Drie alineaverbanden
  • Uitspraak -opsomming (ook, verder, bovendien, niet alleen..maar ook)
  • Uitspraak - tegenstelling (maar, echter, in tegendeel, toch)
  • Uitspraak - voorbeeld (bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo)

Slide 6 - Tekstslide

Welk verband zie je hier en welk signaalwoord geeft dat aan?

Op het eerste gezicht lijkt het niet veel uit te maken of je tien seconden meer of minder beweegt. Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt.

Slide 7 - Open vraag

Vier manieren om alinea's met elkaar te verbinden.
  1. Door gebruik van signaalwoorden.
  2. Door herhaling.
  3. Door overgangszinnen met verwijzing.
  4. Door aankondigende zinnen. 

Slide 8 - Tekstslide

Wonderlijke architecten

Dieren kunnen de prachtigste woningen uit de grond stampen. Hoe doen ze dat? Het bouwen van bijzondere constructies is niet voorbehouden aan mensen: ook sommige beestjes beheersen dergelijke staaltjes van bouwtechniek. Dit gedrag komt veel voor bij zoogdieren, vogels, insecten en spinachtigen. Soms kijken ze bouwtrucjes van elkaar af of communiceren er onderling over. De belangrijkste redenen voor het bouwwerk zijn voor bijna alle dieren gelijk.

Dieren construeren vaak een schuilplaats ter bescherming tegen roofdieren en zware weersomstandigheden, of om zich te nestelen, maar ook voor het vangen, opslaan en zelfs kweken van voedsel. Sommige foefjes in deze constructies doen niet onder voor het werk van een architect, zoals slimme ventilatiesystemen voor temperatuurregeling en beveiligde in- en uitgangen om ongewenst bezoek buiten de deur te houden. Om de bouwtijd te verkorten, werken de dieren vaak met een hele groep aan hun onderkomen. Zo kan een leger mieren in een gebied van 2,6 vierkante kilometer zo’n 50 ton grond per jaar verplaatsen.

Slide 9 - Tekstslide


Dieren construeren vaak een schuilplaats ter bescherming tegen roofdieren en zware weersomstandigheden, of om zich te nestelen, maar ook voor het vangen, opslaan en zelfs kweken van voedsel. Sommige foefjes in deze constructies doen niet onder voor het werk van een architect, zoals slimme ventilatiesystemen voor temperatuurregeling en beveiligde in- en uitgangen om ongewenst bezoek buiten de deur te houden. Om de bouwtijd te verkorten, werken de dieren vaak met een hele groep aan hun onderkomen. Zo kan een leger mieren in een gebied van 2,6 vierkante kilometer zo’n 50 ton grond per jaar verplaatsen.

Naast het bouwen is ook het onderhoud een gemeenschappelijke taak. Het repareren van de burcht of het uitbreiden ervan als de kolonie groeit, doen de meeste dieren met elkaar. Sommige soorten, zoals de bever, moeten hiervoor bouwmateriaal uit hun omgeving verzamelen. Voor dieren die ondergronds leven, zoals mieren en konijnen, is dit slechts een kwestie van hun holen verder uitgraven.

Slide 10 - Tekstslide

Objectief of subjectief
Objectieve tekst = bevat feiten = een informerende of uiteenzettende tekst (denk aan nieuwsberichten en leerboeken)
Subjectieve tekst = bevat meningen (meestal van de schrijver) = aansporende of activerende teksten en betogende teksten (denk aan advertenties en columns) 

Slide 11 - Tekstslide

Mening - argument
Mening:
Je vertelt wat je ergens van vindt. 
Argument: 
Je legt uit waarom je dat vindt.

De schrijver geeft in een tekst ook meningen en argumenten. Jij moet deze bij elkaar kunnen vinden.

Slide 12 - Tekstslide

Om je mening goed duidelijk te maken of om anderen te overtuigen heb je argumenten nodig. 

Slide 13 - Tekstslide

Argument
Met een argument ondersteun je je mening. Je legt uit waarom je iets vindt.
Signaalwoorden waaraan je argumenten kunt herkennen, zijn: omdat, want, namelijk en immers.

Voorbeelden:
Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen voor het Lentefeest. (= mening). Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

De kantine zou geen snoep moeten verkopen (= mening), omdat dat slecht is voor je gezondheid(= argument). 

Slide 14 - Tekstslide

Feit, mening, argument
  • Een feit kun je controleren:
    - het is waar of het is niet waar.
  • Een mening is iets dat jij vindt en herken je vaak aan:
    - Ik vind.... Volgens mij.....
  • Met een argument onderbouw je jouw mening. Een argument herken je vaak aan signaalwoorden zoals:
    - want, omdat, namelijk, immers

Slide 15 - Tekstslide

Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend, daarom moet het verboden worden.
A
Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend = mening
B
Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend = argument

Slide 16 - Quizvraag

Omdat leerlingen te weinig individuele aandacht krijgen, moeten klassen kleiner worden.
A
Klassen moeten kleiner worden = mening
B
Klassen moeten kleiner worden = argument

Slide 17 - Quizvraag

Tim gaat geschiedenis studeren aangezien dat zijn passie is.
A
Tim gaat geschiedenis studeren = mening
B
Tim gaat geschiedenis studeren = argument

Slide 18 - Quizvraag

Maak nu zelf een zin met een mening en een argument.

Slide 19 - Open vraag

Ik vind de roltrap een overbodige uitvinding. De hele dag door kost het elektriciteit. Er zijn toch liften voor mensen die wegens wat dan ook niet kunnen lopen? De rest kan best traplopen in plaats van zonder te bewegen van de ene naar de andere verdieping te worden ‘gerold’. Alle roltrappen moeten worden afgeschaft. Dat is beter voor het milieu, want het bespaart een boel elektriciteit. Verder is het beter voor de conditie van heel wat mensen. Op het eerste gezicht lijkt het niet veel uit te maken of je tien seconden meer of minder beweegt. Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt.

Slide 20 - Tekstslide

Ik vind de roltrap een overbodige uitvinding. De hele dag door kost het elektriciteit. Er zijn toch liften voor mensen die wegens wat dan ook niet kunnen lopen? De rest kan best traplopen in plaats van zonder te bewegen van de ene naar de andere verdieping te worden ‘gerold’. Alle roltrappen moeten worden afgeschaft. Dat is beter voor het milieu, want het bespaart een boel elektriciteit. Verder is het beter voor de conditie van heel wat mensen. Op het eerste gezicht lijkt het niet veel uit te maken of je tien seconden meer of minder beweegt. Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt.

Slide 21 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je deze les geleerd hebt.

Slide 22 - Open vraag

Afsluiting 
  • Vragen?
  • Maken blok 5, gram. 7 t/m 10, blok 5 lezen, 1 t/m 3
  • Nieuwsquiz?

Slide 23 - Tekstslide